Aan het woord is minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) tijdens een virtueel debat dat Zorgnet-Icuro dinsdag jongstleden organiseerde. Daar presenteerde het netwerk 'tien bouwstenen voor een nieuwe duurzame ziekenhuisfinanciering'. Het slotwoord was weggelegd voor Frank Vandenbroucke. Hij belichtte zijn plannen voor een ziekenhuishervorming.

Nomenclatuur

De pandemie, zo leidde hij zijn exposé in, zette de urgentie van een reformatie op scherp. Niet alleen op het vlak van financiering maar evengoed wat het zorglandschap betreft. Voor minister Vandenbroucke zijn een aantal doelstellingen cruciaal: meer eenvoud, stabiliteit, billijkheid en doelmatigheid. In de weg daarheen onderscheidt hij vier werven.

"Ten eerste", aldus de socialistische excellentie, "dringt een grondige revisie zich op van de verstrengelde financiering van artsen en ziekenhuizen." Richtinggevend is de herijking van de nomenclatuur waaraan momenteel gewerkt wordt. "Een gemoderniseerde nomenclatuur met een correctie van onredelijke inkomensverschillen is daarbij het doel. De herijking maakt het mogelijk om objectief het professionele gedeelte van de werkingskosten te scheiden", stelt Vandenbroucke.

Een correcte herijking doet volgens de minister de druk tot overconsumptie wegvallen. "Zo leggen we de kiemen voor een vernieuwd samenwerkingsmodel tussen artsen en ziekenhuizen. De noden van patiënten, zorgorganisatie en zorgkwaliteit staan dan centraal, eerder dan financiële discussies."

BFM

De tweede werf die Vandenbroucke onderscheidt betreft het Budget Financiële Middelen (BFM). De minister herinnert eraan dat hij het BFM eerder al - tijdens zijn eerste passage op sociale zaken in de periode 1999-2003 - grondig hervormde door de invoering van het begrip 'verantwoorde ligdagen'. "Hierdoor hebben we een belangrijke stap gezet richting behoefte - in plaats van aanbodgestuurde financiering", aldus de socialistische excellentie. "Het werk is echter niet af. We dienen verder te evolueren in de richting van een prospectieve financiering per type opname per patiënt."

Bovendien is er een flankerende financiering aangepast aan specifieke opdrachten of aan het socio-economische profiel van de patiënt nodig. Een organisatiegebonden betaalwijze dient de continuïteit van de zorgondersteunende diensten te garanderen. Ook het uitzetten van doelstellingen voor kwaliteit en performantie is nodig, te bereiken via financiële prikkels. Cruciale parameters hiervoor zijn 'ervaringen en tevredenheid van de patiënt' en 'zorgcontinuïteit en samenwerking met de eerste lijn'.

Voorts wil Vandenbroucke ziekenhuizen aansporen tot meer activiteiten in het daghospitaal. Ook daarvoor wil hij prikkels inbouwen die rekening houden met de zorgkwaliteit en de sociale draagkracht van de patiënt.

Samenwerking

De derde belangrijke werf behandelt het verdiepen en intensifiëren van de samenwerking tussen ziekenhuizen onderling en tussen ziekenhuizen en de eerste lijn. Tegen het einde van het jaar zou de erkenning van de ziekenhuisnetwerken door de deelstaten rond moeten zijn. Vlaanderen geeft dit via de zorgstrategische plannen ook meer inhoud. Frank Vandenbroucke: "Federaal moeten we ook knopen doorhakken en loco- en supraregionale zorgopdrachten van elkaar onderscheiden. Ik wil prioritaire thema's in de supraregionale zorg zoals zeldzame kankers of beroertezorg inhoud geven. Belangen van individuele ziekenhuizen of artsen vormen hiervoor geen leidraad, wel wetenschappelijke evidentie en de volksgezondheid."

De supplementen stijgen jaar na jaar sterker dan de terugbetalingen. In 2006 ging het over 13,7% van de erelonen, twee jaar geleden was dat al 18,6%. Ik wil deze evolutie eerst een halt toeroepen en vervolgens afbouwen' - minister Frank Vandenbroucke

Vandenbroucke legt de Federale Raad voor ziekenhuisfinanciering twee adviesvragen voor. Ten eerste vraagt hij de commissie hoe de shift kan gemaakt worden van het huidige overaanbod aan acute ziekenhuisbedden naar meer inzet op belangrijke maatschappelijke noden zoals kinderpsychiatrie en revalidatie. "Op welk niveau rollen we de beddenprogrammatie best uit en welke parameters zijn aangewezen?", vraagt de minister zich af.

De tweede adviesvraag omhelst de modaliteiten van de netwerkfinanciering. Hoe worden middelen optimaal ingezet om samenwerking te bevorderen? Welke hinderpalen zijn er en welke mogelijkheden om zorgopdrachten op netwerkniveau te financieren?

Toegankelijkheid

Weinig verrassend is een vierde prioritaire werf van de socialistische minister, met name de toegankelijkheid van de zorg. Om te staven dat het daarmee niet goed zit, verwijst hij naar de meest recente ziekenhuisbarometer van het intermutualistisch agentschap. Daaruit blijkt dat patiënten in 2019 het kokette sommetje van 610 miljoen euro aan ereloonsupplementen uit eigen zak betaalden.

"De supplementen stijgen jaar na jaar ook sterker dan de terugbetalingen", aldus de minister. "In 2006 ging het over 13,7% van de erelonen, twee jaar geleden was dat al 18,6%. "Ik wil deze evolutie eerst een halt toeroepen en vervolgens afbouwen", besluit Frank Vandenbroucke.

Aan het woord is minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) tijdens een virtueel debat dat Zorgnet-Icuro dinsdag jongstleden organiseerde. Daar presenteerde het netwerk 'tien bouwstenen voor een nieuwe duurzame ziekenhuisfinanciering'. Het slotwoord was weggelegd voor Frank Vandenbroucke. Hij belichtte zijn plannen voor een ziekenhuishervorming. De pandemie, zo leidde hij zijn exposé in, zette de urgentie van een reformatie op scherp. Niet alleen op het vlak van financiering maar evengoed wat het zorglandschap betreft. Voor minister Vandenbroucke zijn een aantal doelstellingen cruciaal: meer eenvoud, stabiliteit, billijkheid en doelmatigheid. In de weg daarheen onderscheidt hij vier werven. "Ten eerste", aldus de socialistische excellentie, "dringt een grondige revisie zich op van de verstrengelde financiering van artsen en ziekenhuizen." Richtinggevend is de herijking van de nomenclatuur waaraan momenteel gewerkt wordt. "Een gemoderniseerde nomenclatuur met een correctie van onredelijke inkomensverschillen is daarbij het doel. De herijking maakt het mogelijk om objectief het professionele gedeelte van de werkingskosten te scheiden", stelt Vandenbroucke. Een correcte herijking doet volgens de minister de druk tot overconsumptie wegvallen. "Zo leggen we de kiemen voor een vernieuwd samenwerkingsmodel tussen artsen en ziekenhuizen. De noden van patiënten, zorgorganisatie en zorgkwaliteit staan dan centraal, eerder dan financiële discussies." De tweede werf die Vandenbroucke onderscheidt betreft het Budget Financiële Middelen (BFM). De minister herinnert eraan dat hij het BFM eerder al - tijdens zijn eerste passage op sociale zaken in de periode 1999-2003 - grondig hervormde door de invoering van het begrip 'verantwoorde ligdagen'. "Hierdoor hebben we een belangrijke stap gezet richting behoefte - in plaats van aanbodgestuurde financiering", aldus de socialistische excellentie. "Het werk is echter niet af. We dienen verder te evolueren in de richting van een prospectieve financiering per type opname per patiënt." Bovendien is er een flankerende financiering aangepast aan specifieke opdrachten of aan het socio-economische profiel van de patiënt nodig. Een organisatiegebonden betaalwijze dient de continuïteit van de zorgondersteunende diensten te garanderen. Ook het uitzetten van doelstellingen voor kwaliteit en performantie is nodig, te bereiken via financiële prikkels. Cruciale parameters hiervoor zijn 'ervaringen en tevredenheid van de patiënt' en 'zorgcontinuïteit en samenwerking met de eerste lijn'. Voorts wil Vandenbroucke ziekenhuizen aansporen tot meer activiteiten in het daghospitaal. Ook daarvoor wil hij prikkels inbouwen die rekening houden met de zorgkwaliteit en de sociale draagkracht van de patiënt. De derde belangrijke werf behandelt het verdiepen en intensifiëren van de samenwerking tussen ziekenhuizen onderling en tussen ziekenhuizen en de eerste lijn. Tegen het einde van het jaar zou de erkenning van de ziekenhuisnetwerken door de deelstaten rond moeten zijn. Vlaanderen geeft dit via de zorgstrategische plannen ook meer inhoud. Frank Vandenbroucke: "Federaal moeten we ook knopen doorhakken en loco- en supraregionale zorgopdrachten van elkaar onderscheiden. Ik wil prioritaire thema's in de supraregionale zorg zoals zeldzame kankers of beroertezorg inhoud geven. Belangen van individuele ziekenhuizen of artsen vormen hiervoor geen leidraad, wel wetenschappelijke evidentie en de volksgezondheid." Vandenbroucke legt de Federale Raad voor ziekenhuisfinanciering twee adviesvragen voor. Ten eerste vraagt hij de commissie hoe de shift kan gemaakt worden van het huidige overaanbod aan acute ziekenhuisbedden naar meer inzet op belangrijke maatschappelijke noden zoals kinderpsychiatrie en revalidatie. "Op welk niveau rollen we de beddenprogrammatie best uit en welke parameters zijn aangewezen?", vraagt de minister zich af. De tweede adviesvraag omhelst de modaliteiten van de netwerkfinanciering. Hoe worden middelen optimaal ingezet om samenwerking te bevorderen? Welke hinderpalen zijn er en welke mogelijkheden om zorgopdrachten op netwerkniveau te financieren? Weinig verrassend is een vierde prioritaire werf van de socialistische minister, met name de toegankelijkheid van de zorg. Om te staven dat het daarmee niet goed zit, verwijst hij naar de meest recente ziekenhuisbarometer van het intermutualistisch agentschap. Daaruit blijkt dat patiënten in 2019 het kokette sommetje van 610 miljoen euro aan ereloonsupplementen uit eigen zak betaalden. "De supplementen stijgen jaar na jaar ook sterker dan de terugbetalingen", aldus de minister. "In 2006 ging het over 13,7% van de erelonen, twee jaar geleden was dat al 18,6%. "Ik wil deze evolutie eerst een halt toeroepen en vervolgens afbouwen", besluit Frank Vandenbroucke.