Een puntprevalentie survey (PPS) is een zeer goede methode om op een vooraf bepaald moment antimicrobiële voorschrijfpraktijken in ziekenhuizen te onderzoeken. Dergelijke PPS werd wereldwijd uitgevoerd in honderden ziekenhuizen op vrijwillige basis onder leiding van prof. Herman Goossens van het Laboratorium voor Medische Microbiologie van de Universiteit Antwerpen.
Gedetailleerde gegevens werden anoniem verzameld tussen februari en juni 2015 én omvatten onder meer leeftijd, geslacht, gewicht, soort voorgeschreven antimicrobiële middelen, redenen en indicaties voor de behandeling met een antibioticum, microbiologische gegevens, naleving van de antibioticavoorschrijfrichtlijnen, de documentatie van de redenen van het voorschrift en stopdatum voor herziening van het voorschrijven. Dit alles werd uitgezet tegenover het totaal aantal opgenomen patiënten op de dag van de PPS. Een web-based applicatie werd gebruikt voor het invoeren van de gegevens, de validatie en de rapportage.

Voor België namen in totaal 100 ziekenhuissites deel. Zij vertegenwoordigen 69 ziekenhuisentiteiten. Dit resulteerde bijgevolg in een deelnamegraad van 68% (deelnamegraad in Brussel was 50%, in Vlaanderen 78% en in Wallonië 59%) van alle ziekenhuisentiteiten. De Belgische resultaten werden vergeleken met 114 Europese ziekenhuizen die ook deelnamen aan deze Global-PPS in 2015.
In totaal werden er voor België gegevens verzameld voor 26 346 patiënten, waarbij 7211 patiënten één of meerdere antimicrobiële middelen kregen toegediend op de dag van de survey. De meeste van deze patiënten hadden een leeftijd boven de 55 jaar, maar er werden ook heel wat gegevens verzameld van pasgeborenen én kinderen onder de 1 jaar.

Eén op drie krijgt antibiotica

Voor België werd een antimicrobieel voorschriftcijfer opgetekend van 27% (variërend van 3% tot 52%), wat wil zeggen dat bijna één op drie patiënten die opgenomen waren op de dag van de survey, één of meerdere antimicrobiële middelen kregen toegediend.

"De Belgische antibioticavoorschrijfcijfers schommelden zeer sterk per ziekenhuis, én dit hangt mee af van het type ziekenhuis", legt prof. Goossens uit. "Universitaire ziekenhuizen die hooggespecialiseerde zorg aanbieden, noteerden logischerwijs het hoogste aantal patiënten die een antibioticum kregen (33%, variërend van 26% tot 38%). Het ziekenhuis waarvan het hoogste antibioticaprevalentiecijfer werd opgetekend was echter een algemeen ziekenhuis: 1 op 2 opgenomen patiënten (52%) kreeg een antibioticum op de dag van de survey."
Welke soort antibiotica werden voorgeschreven in België? Bovenaan de lijst prijkt amoxicilline/clavulaanzuur, een breedspectrum antibioticum dat werd toegediend aan bijna één op drie patiënten (28%) op de dag van de survey. Opvallend voor België is ook het hoog gebruik van quinolones. Moxifloxacine, een derde generatie quinolone met langdurende werking werd voorgeschreven aan bijna 4 % van alle patiënten t.o.v. 0,3% in de andere Europese ziekenhuizen
Goossens: "In vergelijking met Europese cijfers schrijven de Belgische ziekenhuisartsen dus twaalfmaal zo vaak moxifloxacine voor. Een longontsteking, ontstaan buiten het ziekenhuis bijvoorbeeld wordt in België heel vaak behandeld met moxifloxacine, namelijk in 10% van de patiënten t.o.v. slechts 0,7% in de rest van Europa. Amoxicilline daarentegen wordt voor een dergelijke longontsteking maar zelden meer voorgeschreven in België: slechts in 4% van de patiënten, daar waar dit cijfer voor Europa 11% bedraagt."

Wordt er correct voorgeschreven?

Er werden verschillende kwaliteitsindicatoren onderzocht met het oog op de evaluatie van het correct voorschrijven van antibiotica. Een eerste indicator betreft de duur en het soort antibiotica dat werd voorgeschreven voor chirurgische profylaxe. Dit antibioticum wordt gegeven vlak voor de chirurgische ingreep en beschermt de patiënt tegen infecties. In slechts uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld bij langdurige of heel specifieke ingrepen, is het gerechtvaardigd dat het antibioticum gedurende langer dan één dag wordt toegediend.

"Hier scoort België in het algemeen vrij goed in vergelijking tot Europa", legt Goossens uit. "In België krijgt één op drie patiënten (28%) een langdurige antibioticaprofylaxe; in Europa bedraagt dit cijfer 60%. Maar de verschillen per ziekenhuis in België zijn opnieuw groot. We noteerden bijvoorbeeld dat in een bepaald universitair ziekenhuis slechts 3% van de patiënten een langdurige profylaxe kreeg, terwijl in een ander universitair ziekenhuis bijna 90% van alle patiënten die een ingreep ondergingen, een langdurige antibioticaprofylaxe kreeg. Met betrekking tot de keuze van het antibioticum dat gegeven wordt voor een operatie, scoort België opnieuw goed. In het overgrote deel van de gevallen wordt cefazoline voorgeschreven, wat een goede keuze is."
De andere onderzochte kwaliteitsindicatoren waren: 1) werd de reden van het voorschrijven van het antibioticum genoteerd in het dossier van de patiënt, 2) was er een stop- of herzieningsdatum van het voorschrift voorzien en neergeschreven in het medisch dossier en 3) werden de antibioticavoorschrijfrichtlijnen van het ziekenhuis nageleefd.
In 80% van de voorschriften stond genoteerd waarom het antibioticum werd voorgeschreven. Dit is een goed resultaat, maar het kan nog beter. Het strategisch plan van de Belgische Commissie voor de Coördinatie van het Antibioticabeleid (BAPCOC) heeft trouwens als doel geformuleerd dat in 90% van de voorschriften de reden van het voorschrijven van een antibioticum moet genoteerd worden in het medisch dossier. Met betrekking tot het voorzien van een stop- of herzieningsdatum van het antibioticumvoorschrift scoort België niet goed. Slechts in 35% van alle voorschriften die voor België werden opgetekend werd een datum teruggevonden in de medische dossiers.
"Dit is een belangrijk gegeven, want heel vaak worden antibioticakuren ondoordacht doorgegeven en niet oordeelkundig tijdig stopgezet", stipt Goossens aan. "Dit is een actiepunt voor België, want BAPCOC heeft als doel geformuleerd dat in 90% van de voorschriften een datum in de medische dossiers moet vermeld worden."

Met betrekking tot het naleven van de antibioticarichtlijnen scoort België ook vrij goed. In 80% van alle medische voorschriften en in 90% van alle voorschriften toegediend op de dienst intensieve zorgen, werd het antibioticum voorgeschreven volgens de richtlijnen van het ziekenhuis. Maar het kan nog beter op chirurgische diensten, waar slechts 74% van de voorschriften voorgeschreven werden volgens de richtlijnen van het ziekenhuis.
7,9% van alle Belgische opgenomen patiënten hadden af te rekenen met één of meerdere ziekenhuisgerelateerde infecties. 16% van alle patiënten met een ziekenhuisinfectie kregen te maken met een interventiegerelateerde ziekenhuisinfectie, zoals een kathedergerelateerde infectie of een infectie bij geventileerde patiënten op intensieve zorgen. 19% van alle patiënten met een ziekenhuisinfectie kregen een antibioticumbehandeling na een postoperatieve wondinfectie en 12% waren infecties overgekomen via woonzorgcentra en andere chronische zorginstellingen.

127 patiënten kregen een antibioticum tegen een ESBL (Extended-spectrum bèta-lactamase-vormende bacteriën). Deze ESBL's zorgen ervoor dat de courant voorgeschreven antibiotica niet meer werkzaam zijn. Opvallend is dat 44% van deze patiënten behandeld voor een ESBL, de infectie opliepen buiten het ziekenhuis.

"Deze survey toont aan dat er een grote variatie bestaat tussen de ziekenhuizen, waarbij sommige instellingen het uitstekend doen, maar anderen duidelijk te kort schieten op het vlak van antibioticabeleid", besluit Herman Goossens. "Dit is jammer aangezien de federale overheid jaarlijks een bedrag toekent aan ziekenhuizen om te investeren in een goed antibioticumbeleid."

Een puntprevalentie survey (PPS) is een zeer goede methode om op een vooraf bepaald moment antimicrobiële voorschrijfpraktijken in ziekenhuizen te onderzoeken. Dergelijke PPS werd wereldwijd uitgevoerd in honderden ziekenhuizen op vrijwillige basis onder leiding van prof. Herman Goossens van het Laboratorium voor Medische Microbiologie van de Universiteit Antwerpen. Gedetailleerde gegevens werden anoniem verzameld tussen februari en juni 2015 én omvatten onder meer leeftijd, geslacht, gewicht, soort voorgeschreven antimicrobiële middelen, redenen en indicaties voor de behandeling met een antibioticum, microbiologische gegevens, naleving van de antibioticavoorschrijfrichtlijnen, de documentatie van de redenen van het voorschrift en stopdatum voor herziening van het voorschrijven. Dit alles werd uitgezet tegenover het totaal aantal opgenomen patiënten op de dag van de PPS. Een web-based applicatie werd gebruikt voor het invoeren van de gegevens, de validatie en de rapportage. Voor België namen in totaal 100 ziekenhuissites deel. Zij vertegenwoordigen 69 ziekenhuisentiteiten. Dit resulteerde bijgevolg in een deelnamegraad van 68% (deelnamegraad in Brussel was 50%, in Vlaanderen 78% en in Wallonië 59%) van alle ziekenhuisentiteiten. De Belgische resultaten werden vergeleken met 114 Europese ziekenhuizen die ook deelnamen aan deze Global-PPS in 2015. In totaal werden er voor België gegevens verzameld voor 26 346 patiënten, waarbij 7211 patiënten één of meerdere antimicrobiële middelen kregen toegediend op de dag van de survey. De meeste van deze patiënten hadden een leeftijd boven de 55 jaar, maar er werden ook heel wat gegevens verzameld van pasgeborenen én kinderen onder de 1 jaar. Eén op drie krijgt antibiotica Voor België werd een antimicrobieel voorschriftcijfer opgetekend van 27% (variërend van 3% tot 52%), wat wil zeggen dat bijna één op drie patiënten die opgenomen waren op de dag van de survey, één of meerdere antimicrobiële middelen kregen toegediend. "De Belgische antibioticavoorschrijfcijfers schommelden zeer sterk per ziekenhuis, én dit hangt mee af van het type ziekenhuis", legt prof. Goossens uit. "Universitaire ziekenhuizen die hooggespecialiseerde zorg aanbieden, noteerden logischerwijs het hoogste aantal patiënten die een antibioticum kregen (33%, variërend van 26% tot 38%). Het ziekenhuis waarvan het hoogste antibioticaprevalentiecijfer werd opgetekend was echter een algemeen ziekenhuis: 1 op 2 opgenomen patiënten (52%) kreeg een antibioticum op de dag van de survey." Welke soort antibiotica werden voorgeschreven in België? Bovenaan de lijst prijkt amoxicilline/clavulaanzuur, een breedspectrum antibioticum dat werd toegediend aan bijna één op drie patiënten (28%) op de dag van de survey. Opvallend voor België is ook het hoog gebruik van quinolones. Moxifloxacine, een derde generatie quinolone met langdurende werking werd voorgeschreven aan bijna 4 % van alle patiënten t.o.v. 0,3% in de andere Europese ziekenhuizen Goossens: "In vergelijking met Europese cijfers schrijven de Belgische ziekenhuisartsen dus twaalfmaal zo vaak moxifloxacine voor. Een longontsteking, ontstaan buiten het ziekenhuis bijvoorbeeld wordt in België heel vaak behandeld met moxifloxacine, namelijk in 10% van de patiënten t.o.v. slechts 0,7% in de rest van Europa. Amoxicilline daarentegen wordt voor een dergelijke longontsteking maar zelden meer voorgeschreven in België: slechts in 4% van de patiënten, daar waar dit cijfer voor Europa 11% bedraagt." Wordt er correct voorgeschreven? Er werden verschillende kwaliteitsindicatoren onderzocht met het oog op de evaluatie van het correct voorschrijven van antibiotica. Een eerste indicator betreft de duur en het soort antibiotica dat werd voorgeschreven voor chirurgische profylaxe. Dit antibioticum wordt gegeven vlak voor de chirurgische ingreep en beschermt de patiënt tegen infecties. In slechts uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld bij langdurige of heel specifieke ingrepen, is het gerechtvaardigd dat het antibioticum gedurende langer dan één dag wordt toegediend. "Hier scoort België in het algemeen vrij goed in vergelijking tot Europa", legt Goossens uit. "In België krijgt één op drie patiënten (28%) een langdurige antibioticaprofylaxe; in Europa bedraagt dit cijfer 60%. Maar de verschillen per ziekenhuis in België zijn opnieuw groot. We noteerden bijvoorbeeld dat in een bepaald universitair ziekenhuis slechts 3% van de patiënten een langdurige profylaxe kreeg, terwijl in een ander universitair ziekenhuis bijna 90% van alle patiënten die een ingreep ondergingen, een langdurige antibioticaprofylaxe kreeg. Met betrekking tot de keuze van het antibioticum dat gegeven wordt voor een operatie, scoort België opnieuw goed. In het overgrote deel van de gevallen wordt cefazoline voorgeschreven, wat een goede keuze is." De andere onderzochte kwaliteitsindicatoren waren: 1) werd de reden van het voorschrijven van het antibioticum genoteerd in het dossier van de patiënt, 2) was er een stop- of herzieningsdatum van het voorschrift voorzien en neergeschreven in het medisch dossier en 3) werden de antibioticavoorschrijfrichtlijnen van het ziekenhuis nageleefd. In 80% van de voorschriften stond genoteerd waarom het antibioticum werd voorgeschreven. Dit is een goed resultaat, maar het kan nog beter. Het strategisch plan van de Belgische Commissie voor de Coördinatie van het Antibioticabeleid (BAPCOC) heeft trouwens als doel geformuleerd dat in 90% van de voorschriften de reden van het voorschrijven van een antibioticum moet genoteerd worden in het medisch dossier. Met betrekking tot het voorzien van een stop- of herzieningsdatum van het antibioticumvoorschrift scoort België niet goed. Slechts in 35% van alle voorschriften die voor België werden opgetekend werd een datum teruggevonden in de medische dossiers. "Dit is een belangrijk gegeven, want heel vaak worden antibioticakuren ondoordacht doorgegeven en niet oordeelkundig tijdig stopgezet", stipt Goossens aan. "Dit is een actiepunt voor België, want BAPCOC heeft als doel geformuleerd dat in 90% van de voorschriften een datum in de medische dossiers moet vermeld worden." Met betrekking tot het naleven van de antibioticarichtlijnen scoort België ook vrij goed. In 80% van alle medische voorschriften en in 90% van alle voorschriften toegediend op de dienst intensieve zorgen, werd het antibioticum voorgeschreven volgens de richtlijnen van het ziekenhuis. Maar het kan nog beter op chirurgische diensten, waar slechts 74% van de voorschriften voorgeschreven werden volgens de richtlijnen van het ziekenhuis. 7,9% van alle Belgische opgenomen patiënten hadden af te rekenen met één of meerdere ziekenhuisgerelateerde infecties. 16% van alle patiënten met een ziekenhuisinfectie kregen te maken met een interventiegerelateerde ziekenhuisinfectie, zoals een kathedergerelateerde infectie of een infectie bij geventileerde patiënten op intensieve zorgen. 19% van alle patiënten met een ziekenhuisinfectie kregen een antibioticumbehandeling na een postoperatieve wondinfectie en 12% waren infecties overgekomen via woonzorgcentra en andere chronische zorginstellingen. 127 patiënten kregen een antibioticum tegen een ESBL (Extended-spectrum bèta-lactamase-vormende bacteriën). Deze ESBL's zorgen ervoor dat de courant voorgeschreven antibiotica niet meer werkzaam zijn. Opvallend is dat 44% van deze patiënten behandeld voor een ESBL, de infectie opliepen buiten het ziekenhuis. "Deze survey toont aan dat er een grote variatie bestaat tussen de ziekenhuizen, waarbij sommige instellingen het uitstekend doen, maar anderen duidelijk te kort schieten op het vlak van antibioticabeleid", besluit Herman Goossens. "Dit is jammer aangezien de federale overheid jaarlijks een bedrag toekent aan ziekenhuizen om te investeren in een goed antibioticumbeleid."