Op 31 augustus kopte De Standaard 'Wat als ... er geen leraar voor de klas staat op 1 september?'. Het onderwijs is echter niet de enige beroepsgroep die kampt met toenemende bestaffingsproblemen.

Het KB met erkenningscriteria voor 'gespecialiseerde spoedgevallenzorg' bepaalt dat de spoedarts te allen tijde beroep moet kunnen doen op een lijst van diverse specialisten. Een aanzienlijk deel van deze specialisten is steeds minder bereid om deze 24-uurspermanenties te verzorgen. Sommige vacatures geraken steeds minder gemakkelijk ingevuld, zeker in kleinere ziekenhuizen met een kleinere 'pool', lees een hogere wachtbelasting. Met als gevolg dat de werkbelasting op steeds minder schouders terechtkomt.

Verschillende factoren zullen hier een rol in spelen: het streven naar een betere work-life balance, de structurele onderfinanciering van sommige specialismes (de grote inkomensverschillen zouden ook een oorzaak zijn van het feit dat er bijvoorbeeld te weinig geriaters, neurologen, psychiaters en kinderartsen enz. zijn), de medico-legale stress, toegenomen administratie enz.

Men kan zich overigens de vraag stellen of het gezond en veilig is dat sommige specialisaties continue beschikbaarheid verzorgen met een afdeling van een, twee of in het beste geval drie artsen die daarbovenop nog de gewone, stevige dagtaken verrichten...

Terug naar onze corebusiness, tegen billijke vergoedingen, met degelijke en voldoende ontlastende administratieve ondersteuning

Daarnaast heerst er ook een andere mentaliteit. Waar er vroeger vooral opgeleid werd vanuit de filosofie 'niet zagen en hard werken' en 'trek uw plan', zijn er ondertussen betere werkvoorwaarden voor de assistenten in opleiding die ze ook na hun afstuderen zo willen houden. Wie kan hen dat kwalijk nemen? Denk bijvoorbeeld aan een minimum van recuperatie-uren na de wachtdiensten.

Nochtans zeggen de meeste collegae dat ze hun werk eigenlijk wel graag doen. Misschien schuilt daar een belangrijk werkpunt in: terug naar onze corebusiness, tegen billijke vergoedingen, met degelijke en voldoende ontlastende administratieve ondersteuning en minder bijkomende taken. Tenzij het de politieke ambitie is om de behandelingen in grote centra te concentreren ten koste van regionale, persoonlijkere zorg is dat een discussie in ieder geval waard. Want 'Wat als er geen arts meer op de spoed staat?'.

Op 31 augustus kopte De Standaard 'Wat als ... er geen leraar voor de klas staat op 1 september?'. Het onderwijs is echter niet de enige beroepsgroep die kampt met toenemende bestaffingsproblemen. Het KB met erkenningscriteria voor 'gespecialiseerde spoedgevallenzorg' bepaalt dat de spoedarts te allen tijde beroep moet kunnen doen op een lijst van diverse specialisten. Een aanzienlijk deel van deze specialisten is steeds minder bereid om deze 24-uurspermanenties te verzorgen. Sommige vacatures geraken steeds minder gemakkelijk ingevuld, zeker in kleinere ziekenhuizen met een kleinere 'pool', lees een hogere wachtbelasting. Met als gevolg dat de werkbelasting op steeds minder schouders terechtkomt.Verschillende factoren zullen hier een rol in spelen: het streven naar een betere work-life balance, de structurele onderfinanciering van sommige specialismes (de grote inkomensverschillen zouden ook een oorzaak zijn van het feit dat er bijvoorbeeld te weinig geriaters, neurologen, psychiaters en kinderartsen enz. zijn), de medico-legale stress, toegenomen administratie enz. Men kan zich overigens de vraag stellen of het gezond en veilig is dat sommige specialisaties continue beschikbaarheid verzorgen met een afdeling van een, twee of in het beste geval drie artsen die daarbovenop nog de gewone, stevige dagtaken verrichten... Daarnaast heerst er ook een andere mentaliteit. Waar er vroeger vooral opgeleid werd vanuit de filosofie 'niet zagen en hard werken' en 'trek uw plan', zijn er ondertussen betere werkvoorwaarden voor de assistenten in opleiding die ze ook na hun afstuderen zo willen houden. Wie kan hen dat kwalijk nemen? Denk bijvoorbeeld aan een minimum van recuperatie-uren na de wachtdiensten.Nochtans zeggen de meeste collegae dat ze hun werk eigenlijk wel graag doen. Misschien schuilt daar een belangrijk werkpunt in: terug naar onze corebusiness, tegen billijke vergoedingen, met degelijke en voldoende ontlastende administratieve ondersteuning en minder bijkomende taken. Tenzij het de politieke ambitie is om de behandelingen in grote centra te concentreren ten koste van regionale, persoonlijkere zorg is dat een discussie in ieder geval waard. Want 'Wat als er geen arts meer op de spoed staat?'.