...

In 2014 verscheen een KB dat de programmatie van de beroertezorg in België regelt volgens een getrapt systeem. S1-centra vangen patiënten met beroerte op en bieden kwaliteitsvolle basiszorg - diagnostiek en, indien aangewezen, binnen de korst mogelijke tijd IV trombolyse. In de gespecialiseerde S2-centra kunnen patiënten terecht voor interventionele procedures. Die vereisen een goed getrainde en ervaren equipe voor een beperkte groep van patiënten. Concentratie van deze zorg is op zijn plaats, luidt het oordeel van de Belgian Stroke Council. De BSC timmert al 25 jaar aan de kwaliteitsvolle opvang van beroerte, stelt dokter Geert Vanhooren. Een adequate opvang door een goed georganiseerd team in een gespecialiseerde eenheid maakt jaarlijks het verschil tussen verlies of behoud van autonomie voor 620 Belgen. IV-trombolyse doet dat voor tot 260 landgenoten. Het getrapte systeem dat het KB van 2014 in leven riep, kwam overigens net op tijd. In 2015 verschenen de resultaten van de eerste gerandomiseerde studies met mechanische trom- bectomie. Het verwijderen van de klonter uit de grote hersenbloedvaten met behulp van katheterisatie (stent retriever) verbetert sterk de uitkomst. Het aantal patiënten met beroerte met LVO ( large vessel occlusion) dat hiervoor in aanmerking komt, bedraagt ergens tussen de 6 en de 12%. In België schat men dat het over ongeveer 1.500 gevallen per jaar gaat. In 2016 waren er in België al 16 centra die de ingreep uitvoerden, ongelijk gespreid en met grote verschillen tussen het aantal ingrepen per centrum. In 2017 identificeerde Geert Vanhooren 22 centra die trombectomie aanboden. In sommige was de activiteit op een jaar tijd erg teruggevallen, andere centra probeerden snel een plaatsje in het landschap te veroveren. In 2018 verscheen een KB dat bepaalde dat er in België plaats was voor 15 S2-centra. De IMC Volksgezondheid van 25 maart 2019 sprak een verdeling af tussen de regio's: zeven centra in Vlaanderen, vijf in Wallonië en drie in Brussel. Dat werd nog eens per KB bevestigd. Maar drie ziekenhuizen trokken deze verdeling in twijfel en spanden een procedure in voor de Raad van State. Sindsdien zit er geen beweging meer in het dossier. Nog op 16 december jl. kreeg minister Frank Vandenbroucke (Vooruit) in de Kamercommissie Volksgezondheid een vraag over het uitblijven van de erkenning van beroertezorgcentra. Vandenbroucke antwoordde dat Vlaanderen en Wallonië - bevoegd voor de erkenning - wachten op de uitspraak van de Raad van State om de S1-centra én de S2-centra samen te erkennen. De minister zelf volgt nog steeds het advies van de BSC en houdt vast aan een maximum van 15 S2-centra. Gelijktijdig met het KB over de centra voor beroertezorg verscheen in 2014 ook een KB over netwerken voor beroertezorg: S1- en S2-centra groeperen zich lokaal in netwerken. Ze regelen de coördinatie, het transport, de verwijzing en terugverwijzing. Hoe weet men of de patiënt met een beroerte naar een S1- of S2-centrum moet worden overgebracht? In de regel wordt hij het best naar het dichtstbijzijnde centrum gebracht. Is dat een S1-centrum, dan krijgt de patiënt daar alvast zo snel mogelijk IV-trombolyse. Blijkt uit het (beeldvormings)onderzoek dat er sprake is van een LVO, dan wordt hij vervolgens zo snel mogelijk naar een S2-centrum overgebracht voor trombectomie. Die benadering noemt men drip-and-ship. Time is brain - elk minuut dat behandeling uitblijft kunnen er miljoenen neuronen reddeloos verloren gaan. Een trombolyse moet in de regel binnen de 4,5 uur worden toegepast, trombectomie binnen de zes uur. Maar met een trombectomie valt er dikwijls wel meer brain te redden. Is het soms beter iets langer te wachten op de trombolyse, als de patiënt dan sneller toegang kan hebben tot trombectomie? Een wat verder gelegen S2-centrum zou dan voor de ambulance een betere bestemming kunnen zijn. Men brengt de patiënt zogezegd meteen naar het volledig uitgeruste mothership. Drip-and-ship of mothership? Men kan tussen de twee kiezen in functie van de verschillende aanrijtijden, en van de performantiekenmerken van de betrokken zorgeenheden zoals de door-to-needle-time in S1-centra. In de regio's die worden afgebakend moet men rond de tafel gaan zitten en afspraken maken, denkt André Peeters, BSC-veteraan en neuroloog in UCL St-Luc. Wat opgaat in West-Vlaanderen gaat wellicht niet op in Brussel of in Luxemburg. Betere data inzamelen is volgens hem ook een werkpunt. Wat als men in de ziekenwagen kiest naar wat voor centrum men rijdt? Is de kans erg groot dat de patiënt een LVO heeft, dan rijdt men dadelijk naar het iets verdere S2-centrum. Anders kiest men voor het dichterbij gelegen S1-centrum. In Zweden, in de regio van Stockholm, nam men de proef op de som. De ambulancier beoordeelde of er sprake was van verlamming in een arm of in een been. Was dat zo, dan reed de wagen meteen naar het Karolinska-ziekenhuis, zelfs al lag dat een uur verder dan het eerste primaire centrum waar beeldvorming en IV-trombolyse beschikbaar is. Deze aanpak reduceerde de tijd voordat eventueel een trombectomie in Karolinska plaatsvond aanzienlijk.