...
In maart en april 2020, toen het aantal covidgevallen voor de eerste keer in ons land piekte, noteerde het Riziv een sterke daling van een aantal typische prestaties bij hartinfarcten, hartritmestoornissen en beroerte. Het aantal percutane endovasculaire dilitaties en het aantal hartkatheterisaties daalde in april 2020 met bijna 40%, ECG bij inspanning werd die maand bijna 80% minder frequent uitgevoerd, het plaatsen van pacemakers/defibrillatoren en het uitvoeren van Holter-monitoring daalde met bijna 60% en neurologen voerden in die periode 20% minder vaak de diagnose uit van beroerte. Een jaar later piekte voor een derde keer het aantal covidbesmettingen in ons land. Opvallend is dat ook toen het aantal prestaties voor deze acute aandoeningen onder de verwachtingen bleef. Percutane dilataties en hartkatheterisaties werden in april en mei 2021 respectievelijk maar 0,8% en 0,6% vaker uitgevoerd dan in 2019. Een ECG bij inspanning werd die maanden respectievelijk 5% en 8% minder vaak uitgevoerd dan in 2019. De aktes bij hartritmestoornissen - het uitvoeren van een Holter of het plaatsen van een pacemaker of defibrillator - steeg in april 2021 maar met 1% tegenover april 2019 en in mei was er zelfs een daling met 2,5%. Het stellen van een diagnose van beroerte (inclusief behandelingsplan) gebeurde de eerste vier maanden van 2021 minder vaak dan in 2019 - in februari was de daling het meest uitgesproken met 5%. Niet-dringende zorg in de ziekenhuizen werd in april 2020 uitgesteld. Het rapport geeft het voorbeeld van slaaponderzoek (polysomnografie). In april 2019 werd dit onderzoek in ziekenhuizen uitgevoerd bij in totaal 6.010 mensen - in april 2020 vond dit onderzoek maar hooguit 66 keer plaats. Maar ook in april 2021 had dit soort onderzoek zijn normale peil nog steeds niet opnieuw bereikt - artsen voerden toen in de ziekenhuizen maar 5.501 polysomnografieën uit. Het rapport dat nu op de website van het Riziv te lezen staat, maakt een eerste analyse voor het hele jaar 2021. De gegevens voor de laatste maanden van 2021 waren voor dit rapport evenwel nog niet volledig beschikbaar - de maand december wordt bij vergelijkingen over de jaren heen dikwijls buiten beschouwing gelaten. In 2021 stegen de uitgaven tegenover 2020 vaak opvallend, maar dat is omdat de aangroei van de gezondheidsuitgaven in 2020 stilviel - en toen soms zelfs achteruitboerde. In de ziekenhuiszorg moesten artsen sterk inleveren op hun prestaties. De honoraria voor klinische biologie, medische beeldvorming, technische verstrekkingen, raadplegingen, toezicht, ... daalden samen in heel 2020 met 7% in vergelijking met het jaar ervoor. In 2021 herpakten deze inkomsten zich enigszins - tegenover 2020 is er dan een groei met 12%, maar in vergelijking met 2019 slechts een met 2%. Andere financieel belangrijke 'sectoren' in het ziekenhuis die volgens het Riziv zwaar de impact van de coronacrisis voelden, waren de implantaten, de forfaitaire dagprijzen en het variabele stuk van de verpleegdagprijs. De jaarlijkse gemiddelde groei tussen 2019 en 2021 voor implantaten bedroeg 3,6% en die voor de forfaitaire dagprijzen 4,6%. De verpleegdagprijs (variabele gedeelte) groeide niet: het gemiddelde per jaar komt uit op 0%. Voor deze drie sectoren zie je tussen 2020 en 2021 weliswaar een vrij forse groei (respectievelijk 9,4%, 15,7% en 7, 2%), toch na een terugval tussen 2019 en 2020 (respectievelijk -1,9%; -5,5% en -6,7%). Het Riziv berekende voor het Monitoringrapport ook de groei van verschillende sectoren in de jaren vlak vóór de covidcrisis en de voorbije twee jaar. Bij de artsenhonoraria zien we een vertraging van de groei. Voor de artsenprestaties in ziekenhuizen stegen de uitgaven tussen 2017 en 2019 jaarlijks gemiddeld 2,5%. Tussen 2019 en 2021 is de stijging jaarlijks teruggevallen op precies 1%. (Dat is dan met voor de periode van 2019-2021 de laagvariabele zorg mee ingecalculeerd.) Een kwart van de uitgaven die de ziekenhuizen boeken, zijn voor geneesmiddelen. Volgens het Riziv was dit onderdeel minder getroffen door de covidcrisis; toch zie je een duidelijke vertraging in de jaarlijkse groei tussen 2019 en 2021 (gemiddeld 8,8%) in vergelijking met de periode 2017-2019 (gemiddeld 14,4%).De groei is toe te schrijven aan geneesmiddelen voor ambulante patiënten. De medicatieuitgaven voor in het ziekenhuis opgenomen patiënten stegen niet tussen 2017 en 2019 (jaarlijks gemiddelde groei van 0%) en krompen tussen 2019 en 2021 met jaarlijks gemiddeld 4,3%. De uitgaven voor de dagopnamen in de algemene ziekenhuizen daalden ook sterk in 2020: min 5,5% tegenover 2019 over het hele jaar - en zelfs min 10,1% als je het oncologisch forfait buiten beschouwing laat (waarvoor de ziekenhuizen wel meer uitgaven boekten in die periode). Ook hier zie je in 2021 weer een herstel, met 15,4% tegenover 2020. De forfaits voor oncologie stegen tussen 2019 en 2021 jaarlijks met 8% - de overige forfaits gemiddeld met 3,2%. De nierdialyse en de revalidatie kwamen - wat de boekingen betreft - ongehavend uit de covidperiode. De ziekenhuizen factureerden voor dialyse in 2020 7,5% meer dan in 2019. Tussen 2020 en 2021 vertraagde de groei dan wel tot 1,9%. In de sector van de revalidatie bedroeg de groei van de uitgaven de twee opeenvolgende jaren ongeveer 7%. In de ambulante sector gingen de uitgaven voor raadplegingen en bezoeken in 2020 en 2021 - voor huisartsen en specialisten samen, en zonder de uitgaven voor zorg op afstand meegerekend - erop achteruit in vergelijking met 2019. Specialisten specifiek zagen in 2020 hun uitgaven met 16% dalen, en in 2021 met 2% - telkens tegenover 2019. Tussen 2020 en 2021 zag je wel een sterk herstel met 15%. Als je de teleconsultaties meetelt bij deze honoria, wordt de impact van de covidcrisis op de (ambulante) inkomsten van artsen veel geringer. In 2020 zie je nog een daling met 1,6% en in 2021 zelfs een groei met 3,6% ten opzichte van 2019. In 2020 was zorg op afstand dan goed voor 13,6% van de uitgaven voor consultaties en bezoeken, en in 2021 nog voor 12,4%. Teleconsultaties van artsen bleven in 2021 erg populair - tegenover 2020 was er amper een daling (0,4). Artsen rekenden in 2021 overigens 97% van alle zorg op afstand aan (95% in 2020). Deze cijfers zijn evenwel inclusief de eerste lijn. Het Monitoringrapport maakt hier geen onderscheid tussen uitgaven voor huisartsen en specialisten. Om de extra uitgaven waarvoor ziekenhuizen stonden maar die buiten de normale financiering vallen te vergoeden, werden voor de derde en de vierde golf in 2021 respectievelijk 408 miljoen en 143,5 miljoen euro uitgetrokken. Samen dus 551,5 miljoen euro, waarvan de bedoeling is dat het bedrag gerecupereerd wordt binnen de begroting voor 2021. Buiten de gewone begroting van het Riziv keurde de Algemene Raad eind vorig jaar nog een budget goed van ruim anderhalf miljard euro voor de bestrijding van covid in 2021. Het gaat om een 30-tal zeer uiteenlopende maatregelen. Het grootste deel van dit budget ging naar tests op covid en naar beschermingsmateriaal voor uiteenlopende zorgverstrekkers. Maar in dit budget zitten ook een kleine 34 miljoen euro voor het toezicht op covidpatiënten in ziekenhuizen, revalidatie van covidpatiënten, 80 miljoen voor vaccins tegen covid, een klein half miljoen voor telemonitoring van covidpatiënten, enzovoort. Vooral voor de eerste lijn zit daar onder meer nog de financiering van prestaties in de test- en triagecentra in (in 2021 iets meer dan 100 miljoen, de financiering van alternatieve afnamecentra inbegrepen). Van het budget van anderhalf miljard euro is meer dan 400 miljoen nog niet uitgegeven.