Voor haar masterproef interviewde de Nederlandse Sanne Eickholt (Vrije Universiteit Amsterdam) 19 medewerkers van verschillende universitaire medische centra (umc) in Nederland waaronder zorgverleners, IT-medewerkers, eHealth consultants, CMIO's (Chief Medical Information Officer) en CNIO's (Chief Nursing Information Officer). Ze voerde het onderzoek uit met begeleiding van adviesbureau SeederDeBoer, dat zorgorganisaties helpt bij digitale transformaties en bij het implementeren van softwaresystemen.

Net als in ons land ontstond er in Nederland in het begin van de covidpandemie een dringende noodzaak om beroep te doen op teleconsultaties en telemonitoring. Ook daar werden lang bestaande barrières voor implementatie plots overwonnen en bleek telegeneeskunde nuttig om de consultaties ('poliklinische zorg') op afstand draaiende te houden.

Eickholt vroeg haar gesprekspartners waarom sommige telegeneeskundediensten succesvol zijn geïmplementeerd, en andere diensten niet, en wat deze implementaties respectievelijk bevorderd of belemmerd heeft. De factoren in kwestie structureerde ze met behulp van het Consolidated Framework for Implementation Research (CFIR), een internationaal veelgebruikt kader in onder meer de zorgsector om implementatieprocessen te plannen, uit te voeren en te evalueren.

Tevreden patiënten

Het CFIR houdt onder meer rekening met de kenmerken van de interventie an sich (bv. de gebruiksvriendelijkheid van software ...), de interne kenmerken van de organisatie (bv. de organisatiestructuur en -cultuur, de houding t.a.v. verandering, de vorm van leiderschap ...), de externe invloeden t.a.v. de organisatie (bv. beleidsbeslissingen, wettelijke bepalingen ...).

Factoren die de snelle implementatie faciliteerden van telezorg in de Nederlandse umc's in covidtijden, hebben voornamelijk betrekking op externe invloeden en interne kenmerken van de organisatie. Zo waren patiënten volgens de gesprekspartners "zeer tevreden" over de telegeneeskundediensten, wat de adoptie ervan heeft bevorderd. De patiënten ervaarden meer autoriteit, en het inzetten van

teleconsultaties bespaarde hen reistijd. Verder was het gegeven dat teleconsulten sinds het begin van de pandemie in Nederland worden vergoed, een belangrijke facilitator.

Binnen de organisatie zelf faciliteerde de communicatie tussen afdelingen de opschaling van telegeneeskundediensten. Tijdens de pandemie vonden er volgens de geïnterviewden vaker afdelingoverstijgende, multidisciplinaire overlegmomenten plaats, wat het nemen van beslissingen ten goede kwam.

Daarnaast vonden de geïnterviewden 'een duidelijke visie op digitalisering' bevorderend voor opschaling, mits deze visie naar alle medewerkers wordt gecommuniceerd. Een gebrek aan middelen, meestal in de vorm van mankracht op vlak van IT, bleek in veel gevallen dan weer een barrière om dit te realiseren.

(Niet) gebruiksvriendelijk

In tegenstelling tot de factoren die de toepassing van telezorg faciliteerden, hebben de barrières voornamelijk betrekking op (kenmerken van) de toepassingen zelf, en hun gebruikers - zorgverleners en patiënten.

Zo werd de implementatie van telemonitoringdiensten gezien als complex. Verder vonden sommige zorgverleners vonden teleconsultaties "niet flexibel" omdat deze op vaste tijden moeten plaatsvinden en omdat niet iedere werkplek geschikt of uitgerust is voor videobellen. Ook de gebruiksvriendelijkheid van gebruikte technologie, en een onbetrouwbare verbinding kwamen naar voren als belemmeringen.

Op hun beurt gaven ziekenhuismedewerkers die deelnamen aan het onderzoek aan dat het zowel voor patiënten als zorgverleners niet altijd duidelijk is hoe ze de technologie moeten gebruiken. Het verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid, meer uitleg geven en de oprichting van een helpdesk kwamen in de gesprekken dan ook als suggesties ('facilitators') naar voren.

Enthousiaste leiders

Eickholt noemt de percepties van zorgverleners ('individuele kenmerken') over telegeneeskunde een van de belangrijkste factoren in het implementatieproces, dit bleek zowel een facilitator als een barrière. De meeste zorgverleners die deelnamen aan haar onderzoek lieten zich positief uit over telezorg, "maar er werd ook vaak gezegd dat niet alle zorgverleners gebruik maken van telegeneeskundediensten en dat weerstand tegen verandering hier een belangrijke rol in speelt", zo staat er in de samenvatting.

Een vaak genoemde reden daarvoor was dat zorgverleners bang zijn om hun autoriteit te verliezen als zij meer gebruik maken van telezorg. Een groot deel van de gesprekspartners pleit er dan ook voor om zorgverleners meer te betrekken bij het implementatieproces, zodat de geïmplementeerde toepassingen de taken van zorgverleners daadwerkelijk ondersteunen. Enthousiaste leiders op strategische posities, m.n. C(M)IO's, blijkt nog volgens de geïnterviewden in die context een belangrijke facilitator voor implementatie.

Voor haar masterproef interviewde de Nederlandse Sanne Eickholt (Vrije Universiteit Amsterdam) 19 medewerkers van verschillende universitaire medische centra (umc) in Nederland waaronder zorgverleners, IT-medewerkers, eHealth consultants, CMIO's (Chief Medical Information Officer) en CNIO's (Chief Nursing Information Officer). Ze voerde het onderzoek uit met begeleiding van adviesbureau SeederDeBoer, dat zorgorganisaties helpt bij digitale transformaties en bij het implementeren van softwaresystemen. Net als in ons land ontstond er in Nederland in het begin van de covidpandemie een dringende noodzaak om beroep te doen op teleconsultaties en telemonitoring. Ook daar werden lang bestaande barrières voor implementatie plots overwonnen en bleek telegeneeskunde nuttig om de consultaties ('poliklinische zorg') op afstand draaiende te houden.Eickholt vroeg haar gesprekspartners waarom sommige telegeneeskundediensten succesvol zijn geïmplementeerd, en andere diensten niet, en wat deze implementaties respectievelijk bevorderd of belemmerd heeft. De factoren in kwestie structureerde ze met behulp van het Consolidated Framework for Implementation Research (CFIR), een internationaal veelgebruikt kader in onder meer de zorgsector om implementatieprocessen te plannen, uit te voeren en te evalueren. Tevreden patiëntenHet CFIR houdt onder meer rekening met de kenmerken van de interventie an sich (bv. de gebruiksvriendelijkheid van software ...), de interne kenmerken van de organisatie (bv. de organisatiestructuur en -cultuur, de houding t.a.v. verandering, de vorm van leiderschap ...), de externe invloeden t.a.v. de organisatie (bv. beleidsbeslissingen, wettelijke bepalingen ...).Factoren die de snelle implementatie faciliteerden van telezorg in de Nederlandse umc's in covidtijden, hebben voornamelijk betrekking op externe invloeden en interne kenmerken van de organisatie. Zo waren patiënten volgens de gesprekspartners "zeer tevreden" over de telegeneeskundediensten, wat de adoptie ervan heeft bevorderd. De patiënten ervaarden meer autoriteit, en het inzetten van teleconsultaties bespaarde hen reistijd. Verder was het gegeven dat teleconsulten sinds het begin van de pandemie in Nederland worden vergoed, een belangrijke facilitator. Binnen de organisatie zelf faciliteerde de communicatie tussen afdelingen de opschaling van telegeneeskundediensten. Tijdens de pandemie vonden er volgens de geïnterviewden vaker afdelingoverstijgende, multidisciplinaire overlegmomenten plaats, wat het nemen van beslissingen ten goede kwam.Daarnaast vonden de geïnterviewden 'een duidelijke visie op digitalisering' bevorderend voor opschaling, mits deze visie naar alle medewerkers wordt gecommuniceerd. Een gebrek aan middelen, meestal in de vorm van mankracht op vlak van IT, bleek in veel gevallen dan weer een barrière om dit te realiseren. (Niet) gebruiksvriendelijkIn tegenstelling tot de factoren die de toepassing van telezorg faciliteerden, hebben de barrières voornamelijk betrekking op (kenmerken van) de toepassingen zelf, en hun gebruikers - zorgverleners en patiënten.Zo werd de implementatie van telemonitoringdiensten gezien als complex. Verder vonden sommige zorgverleners vonden teleconsultaties "niet flexibel" omdat deze op vaste tijden moeten plaatsvinden en omdat niet iedere werkplek geschikt of uitgerust is voor videobellen. Ook de gebruiksvriendelijkheid van gebruikte technologie, en een onbetrouwbare verbinding kwamen naar voren als belemmeringen. Op hun beurt gaven ziekenhuismedewerkers die deelnamen aan het onderzoek aan dat het zowel voor patiënten als zorgverleners niet altijd duidelijk is hoe ze de technologie moeten gebruiken. Het verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid, meer uitleg geven en de oprichting van een helpdesk kwamen in de gesprekken dan ook als suggesties ('facilitators') naar voren.Enthousiaste leidersEickholt noemt de percepties van zorgverleners ('individuele kenmerken') over telegeneeskunde een van de belangrijkste factoren in het implementatieproces, dit bleek zowel een facilitator als een barrière. De meeste zorgverleners die deelnamen aan haar onderzoek lieten zich positief uit over telezorg, "maar er werd ook vaak gezegd dat niet alle zorgverleners gebruik maken van telegeneeskundediensten en dat weerstand tegen verandering hier een belangrijke rol in speelt", zo staat er in de samenvatting.Een vaak genoemde reden daarvoor was dat zorgverleners bang zijn om hun autoriteit te verliezen als zij meer gebruik maken van telezorg. Een groot deel van de gesprekspartners pleit er dan ook voor om zorgverleners meer te betrekken bij het implementatieproces, zodat de geïmplementeerde toepassingen de taken van zorgverleners daadwerkelijk ondersteunen. Enthousiaste leiders op strategische posities, m.n. C(M)IO's, blijkt nog volgens de geïnterviewden in die context een belangrijke facilitator voor implementatie.