Zoals dat in vele andere sectoren het geval is, zal er ook in de zorgsector een duidelijk verschil zijn tussen de pre- en de post-coronatijd. Thema's die tot voor kort niet altijd hoog op de gezondheidszorgagenda stonden of niet snel konden worden uitgevoerd zijn door COVID-19 op enkele dagen tijd gerealiseerd. Tegelijkertijd kwamen pijnpunten aan het licht waarover na de coronacrisis een debat moet worden gevoerd.
1 Meer gecontroleerde tele-consultatie en AI in de zorg
In het verleden zijn reeds vele projecten voor telegeneeskunde opgestart. Bij gebrek aan terugbetaling was teleconsultatie vaak geen succes. Als gevolg van COVID-19 is het op enkele dagen tijd wel mogelijk geworden om consultaties op afstand terug te betalen. Deze maatregelen mogen nu dan wel zijn ingevoerd voor een beperkte duur, de kans is groot dat ook na de coronacrisis teleconsultatie eindelijk een terugbetaalde vorm van zorg blijft.
Artificiële intelligentie was ook voor de coronacrisis aan een opmars in de zorg bezig. De druk om in het post-coronatijdperk nog meer dan vroeger AI in de zorg toe te passen zal toenemen, al blijft een controle van de toepassingsvoorwaarden van AI belangrijk. AI (en in het bijzonder machine learning) laat bijvoorbeeld toe om via CT-scans sneller tot een diagnose te komen. Kunstmatige intelligentie speelt ook een rol bij het gericht zoeken naar een geschikt vaccin, bij het voorspellen van de verspreiding van COVID-19 en bij het controleren van een bevolking via social tracing. Vooral bij deze laatste toepassing van AI zal het van belang zijn dat er na de coronacrisis over wordt gewaakt dat mensenrechten (zoals het recht op non-discriminatie en het recht op privacy) niet worden geschonden (1). De GDPR en de ePrivacy Richtlijn bieden een kader om het verwerken van niet-anonieme locatiedata in uitzonderlijke situaties en onder strikte voorwaarden toe te laten (2).
2Meer aandacht voor de zorg voor de zorgverlener
Zorgverleners geven zich in deze coronacrisis ten volle. Nog meer dan vroeger is duidelijk geworden dat we nood hebben aan goed opgeleide zorgverleners die het belastend werk over een langere termijn kunnen volhouden. Het is belangrijk dat de zorgvoorzieningen een goede work-life balance voorop stellen en oog hebben voor de nodige ondersteuning, ook op psychologisch vlak.
Goede zorgverlening vereist bovendien de aanwezigheid van voldoende kwaliteitsvol en veilig beschermingsmateriaal voor alle zorgverleners, in welke omgeving zij ook werken, dus ook in woonzorgcentra, praktijken van huisartsen, kinesisten of van tandartsen en zo meer. Zowel de overheid als de directie en bestuurders van zorgvoorzieningen spelen hierbij een belangrijke rol.
3 Meer samenwerking binnen ziekenhuisnetwerken en daarbuiten
De COVID-19 crisis vormde een eerste belangrijke test voor de (h)echtheid van de ziekenhuisnetwerken die recent zijn opgericht. Van zorgvuldige ziekenhuisbestuurders mag worden verwacht dat zij bij dringende problemen in de strijd tegen Covid-19 samen met de netwerkpartners naar oplossingen zoeken. Uitwisseling van beschermingsmateriaal, het ter beschikking stellen van zorgverleners voor andere ziekenhuizen, het overdragen van patiënten bij gebrek aan vrije bedden op intensieve zorg, het maken van afspraken rond sterilisatie et cetera zijn thema's die op het niveau van een ziekenhuisnetwerk zouden moeten worden behandeld. In de periode na COVID-19 zal goede zorgverlening een verregaande samenwerking tussen ziekenhuizen impliceren. De coronacrisis heeft ook duidelijk gemaakt dat die samenwerking, ook wat betreft de uitwisseling van zorgverleners, niet mag beperkt blijven tot de ziekenhuizen binnen ziekenhuisnetwerken. Een continue samenwerking met de eerste lijn, inclusief de woonzorgcentra zal uiterst belangrijk blijven.
4 Grotere impact van de Europese Unie op de gezondheidszorg
De coronacrisis leert ons dat alle zorgactoren van alle niveaus moeten samenwerken en dit met een zelfde doelstelling. Tijdens de coronacrisis is wel duidelijk geworden dat de Europese Commissie niet direct een belangrijke rol heeft gespeeld. Artikel 168 van VWEU bepaalt nochtans dat het optreden van de Europese Unie, dat een aanvulling vormt op het nationale beleid van de lidstaten, de bestrijding omvat van grote bedreigingen van de gezondheid en de controle van, de alarmering bij en de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid.
Richtlijn 2011/24 omtrent grensoverschrijdende zorg biedt nu al de mogelijkheid om patiënten uit een land waar bijvoorbeeld weinig of geen vrije intensieve bedden voorhanden zijn te laten behandelen in een land waar er wel nog voldoende intensieve bedden zijn. De terugbetaling van deze buitenlandse kosten is geregeld via de Sociale Zekerheidsverordening 883/2004. De uitwisseling van verpleegkundigen en artsen van landen waar het virus minder impact heeft naar landen met een tekort aan hulpverleners, is geregeld op basis van het vrij verkeer van diensten en Richtlijn 2005/36 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. Bij tijdelijke dienstverlening volstaat trouwens een eenvoudige verklaring voor deze beroepsbeoefenaars zonder dat een beslissing van de lidstaat vereist is (3). Dat een Europese aanpak van COVID-19 op het vlak van zorg er niet ten volle kwam hangt natuurlijk ook samen met het principe dat de lidstaten zelf bevoegd zijn voor de bepaling van het gezondheidsbeleid, de organisatie en de verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging. Na de coronacrisis moeten we de vraag durven stellen of we voor bepaalde gezondheidszorgmateries die nu nog door de lidstaten worden geregeld, niet beter meer bevoegdheden geven aan de Europese Unie. Dit kan ons toelaten om bij een volgende crisis in alle lidstaten sneller en efficiënter te kunnen optreden.
(1) CAHAI, AI and control of COVID-19 coronavirus.
(2) European Data Protection Board, Statement on the processing of personal data in the context of the COVID-19 outbreak, 19 maart 2020, p. 2
(3) Europese Commissie, Guidelines on EU Emergency Assistance in Cross-Border Cooperation in Healthcare related to the COVID-19 crisis, 3 april 2020, C(2020) 2153 final, p. 5).
1 Meer gecontroleerde tele-consultatie en AI in de zorg In het verleden zijn reeds vele projecten voor telegeneeskunde opgestart. Bij gebrek aan terugbetaling was teleconsultatie vaak geen succes. Als gevolg van COVID-19 is het op enkele dagen tijd wel mogelijk geworden om consultaties op afstand terug te betalen. Deze maatregelen mogen nu dan wel zijn ingevoerd voor een beperkte duur, de kans is groot dat ook na de coronacrisis teleconsultatie eindelijk een terugbetaalde vorm van zorg blijft. Artificiële intelligentie was ook voor de coronacrisis aan een opmars in de zorg bezig. De druk om in het post-coronatijdperk nog meer dan vroeger AI in de zorg toe te passen zal toenemen, al blijft een controle van de toepassingsvoorwaarden van AI belangrijk. AI (en in het bijzonder machine learning) laat bijvoorbeeld toe om via CT-scans sneller tot een diagnose te komen. Kunstmatige intelligentie speelt ook een rol bij het gericht zoeken naar een geschikt vaccin, bij het voorspellen van de verspreiding van COVID-19 en bij het controleren van een bevolking via social tracing. Vooral bij deze laatste toepassing van AI zal het van belang zijn dat er na de coronacrisis over wordt gewaakt dat mensenrechten (zoals het recht op non-discriminatie en het recht op privacy) niet worden geschonden (1). De GDPR en de ePrivacy Richtlijn bieden een kader om het verwerken van niet-anonieme locatiedata in uitzonderlijke situaties en onder strikte voorwaarden toe te laten (2). 2Meer aandacht voor de zorg voor de zorgverlener Zorgverleners geven zich in deze coronacrisis ten volle. Nog meer dan vroeger is duidelijk geworden dat we nood hebben aan goed opgeleide zorgverleners die het belastend werk over een langere termijn kunnen volhouden. Het is belangrijk dat de zorgvoorzieningen een goede work-life balance voorop stellen en oog hebben voor de nodige ondersteuning, ook op psychologisch vlak.Goede zorgverlening vereist bovendien de aanwezigheid van voldoende kwaliteitsvol en veilig beschermingsmateriaal voor alle zorgverleners, in welke omgeving zij ook werken, dus ook in woonzorgcentra, praktijken van huisartsen, kinesisten of van tandartsen en zo meer. Zowel de overheid als de directie en bestuurders van zorgvoorzieningen spelen hierbij een belangrijke rol. 3 Meer samenwerking binnen ziekenhuisnetwerken en daarbuiten De COVID-19 crisis vormde een eerste belangrijke test voor de (h)echtheid van de ziekenhuisnetwerken die recent zijn opgericht. Van zorgvuldige ziekenhuisbestuurders mag worden verwacht dat zij bij dringende problemen in de strijd tegen Covid-19 samen met de netwerkpartners naar oplossingen zoeken. Uitwisseling van beschermingsmateriaal, het ter beschikking stellen van zorgverleners voor andere ziekenhuizen, het overdragen van patiënten bij gebrek aan vrije bedden op intensieve zorg, het maken van afspraken rond sterilisatie et cetera zijn thema's die op het niveau van een ziekenhuisnetwerk zouden moeten worden behandeld. In de periode na COVID-19 zal goede zorgverlening een verregaande samenwerking tussen ziekenhuizen impliceren. De coronacrisis heeft ook duidelijk gemaakt dat die samenwerking, ook wat betreft de uitwisseling van zorgverleners, niet mag beperkt blijven tot de ziekenhuizen binnen ziekenhuisnetwerken. Een continue samenwerking met de eerste lijn, inclusief de woonzorgcentra zal uiterst belangrijk blijven. 4 Grotere impact van de Europese Unie op de gezondheidszorg De coronacrisis leert ons dat alle zorgactoren van alle niveaus moeten samenwerken en dit met een zelfde doelstelling. Tijdens de coronacrisis is wel duidelijk geworden dat de Europese Commissie niet direct een belangrijke rol heeft gespeeld. Artikel 168 van VWEU bepaalt nochtans dat het optreden van de Europese Unie, dat een aanvulling vormt op het nationale beleid van de lidstaten, de bestrijding omvat van grote bedreigingen van de gezondheid en de controle van, de alarmering bij en de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid.Richtlijn 2011/24 omtrent grensoverschrijdende zorg biedt nu al de mogelijkheid om patiënten uit een land waar bijvoorbeeld weinig of geen vrije intensieve bedden voorhanden zijn te laten behandelen in een land waar er wel nog voldoende intensieve bedden zijn. De terugbetaling van deze buitenlandse kosten is geregeld via de Sociale Zekerheidsverordening 883/2004. De uitwisseling van verpleegkundigen en artsen van landen waar het virus minder impact heeft naar landen met een tekort aan hulpverleners, is geregeld op basis van het vrij verkeer van diensten en Richtlijn 2005/36 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. Bij tijdelijke dienstverlening volstaat trouwens een eenvoudige verklaring voor deze beroepsbeoefenaars zonder dat een beslissing van de lidstaat vereist is (3). Dat een Europese aanpak van COVID-19 op het vlak van zorg er niet ten volle kwam hangt natuurlijk ook samen met het principe dat de lidstaten zelf bevoegd zijn voor de bepaling van het gezondheidsbeleid, de organisatie en de verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging. Na de coronacrisis moeten we de vraag durven stellen of we voor bepaalde gezondheidszorgmateries die nu nog door de lidstaten worden geregeld, niet beter meer bevoegdheden geven aan de Europese Unie. Dit kan ons toelaten om bij een volgende crisis in alle lidstaten sneller en efficiënter te kunnen optreden. (1) CAHAI, AI and control of COVID-19 coronavirus.(2) European Data Protection Board, Statement on the processing of personal data in the context of the COVID-19 outbreak, 19 maart 2020, p. 2 (3) Europese Commissie, Guidelines on EU Emergency Assistance in Cross-Border Cooperation in Healthcare related to the COVID-19 crisis, 3 april 2020, C(2020) 2153 final, p. 5).