...

Dit erudiete naslagwerk over de wetgeving op de ziekenhuisnetwerken is van de hand van professor gezondheidsrecht Christophe Lemmens. Geen ontspannende lectuur maar wilt u iets weten over de regelgeving dan bent u met dit alomvattend boek aan het goede adres. De auteur is advocaat-partner in het advocatenkantoor Dewallens & partners en als gastprofessor verbonden aan de UAntwerpen en de Leerstoel Gezondheidsrecht en Gezondheidsethiek (Ahlec). Hij doceert er de module patiëntenrechten. In het eerste hoofdstuk staat Lemmens stil bij de achtergronden en redenen waarom de netwerkregelgeving tot stand kwam. Vervolgens licht hij de bevoegdheidsverdeling en het -kader toe om daarna het onderscheid te maken tussen netwerken en andere samenwerkingsvormen. Onder meer duikt de rechtsgeleerde in de fusies, groeperingen en associaties. Telkens schetst hij kort de historiek, definitie, het toepassingsgebied en de overeenkomsten met de netwerken. Vervolgens gaat Lemmens in op het aantal (25) en de basiskenmerken. Hij staat stil bij onder meer de netwerkverplichting, de mogelijkheid tot toetreding, zorgopdrachten, mate van integratie enz. Een derde hoofdstuk beent de netwerkorganen uit -met onder andere de medische netwerkraad. Het vierde hoofdstuk neemt het statuut van de ziekenhuisnetwerkarts onder de loupe en besluiten doet Lemmens met de patiëntenrechten in het kader van het ziekenhuisnetwerk. In het korte bestek van dit artikel zoomen we in op de therapeutische vrijheid van de netwerkarts. Tijdens de parlementaire voorbereiding op de netwerkwetgeving beklemtoonde men dat daaraan niet mag worden geraakt. De Kwaliteitswet en onder meer ook artikel 144 §1 van de ziekenhuiswet bevestigen dat ook. De algemene regeling mag geen bepalingen bevatten die de professionele autonomie van de ziekenhuisarts in het gedrang brengt. Maar, citerend uit de parlementaire verslagen, stelt Lemmens vast dat bij de uitoefening van de geneeskunde in netwerkverband er "zekere feitelijke of organisatorische beperkingen zijn doordat het netwerkbeheer en de netwerkhoofdarts of het college van netwerkhoofdartsen hun bevoegdheden uitoefenen." Daarnaast zijn er regels in verband met het aanbieden van supraregionale zorg. En de kwaliteitswet bepaalt dat artsen enkel zorg mogen verstrekken waarvoor ze aantoonbare bekwaamheid en ervaring bezitten. Is dat niet het geval dan dienen ze door te verwijzen naar een andere zorgverstrekker. Ook kan een ziekenhuisarts afwijken van binnen een netwerk gemaakte (terug)verwijsafspraken als dit in het belang van de patiënt is of als deze dat vraagt. Om discussies te vermijden, bevatten deze afspraken idealiter dan ook uitzonderingsmogelijkheden, dixit Lemmens. De netwerkhoofdarts of het college van netwerkhoofdartsen kan de ziekenhuisartsen van het netwerk instructies geven. Want dit college is in het algemeen verantwoordelijk voor een coherent medisch beleid. Het is dus cruciaal om de medische activiteit op netwerkniveau te coördineren. De netwerkhoofdarts of het college moet kunnen ingrijpen als er iets fout loopt. Zo kreeg de hoofdarts van elk (individueel) ziekenhuis in het kader van de covidpandemie in 2020 tijdelijk de bevoegdheid om instructies te geven aan de ziekenhuisartsen. Hij moest immers voldoende capaciteit aan ziekenhuisbedden kunnen vrijhouden voor covid-19-patiënten en voor de (dringende) verzorging van andere patiënten. De covidperiode vormt echter een uitzondering. Afgezien daarvan heeft de hoofdarts geen expliciete instructiebevoegdheid. Formeel is die er wel maar de gegeven instructies zijn niet echt bindend voor de ziekenhuisartsen. Zij behouden hun therapeutische vrijheid en de patiënt zijn recht op vrije keuze. Toch kan het negeren van instructies belangrijke implicaties hebben qua aansprakelijkheid als er iets misloopt. De ziekenhuisarts mag de instructies dus niet lichtzinnig naast zich neerleggen. Hij moet er rekening mee houden dat hij verantwoordelijk is voor zijn afwijkende beslissing en de eventuele gevolgen ervan. Belangrijk om te onthouden, is ook dat het instructierecht niet slaat op de verstrekte behandeling maar enkel op "de organisatie en de opdrachten van het netwerk." Instructies zijn met andere woorden niet bindend voor de ontvangende ziekenhuisarts. En als ze 'intellectueel' van aard zijn, vallen ze niet onder de instructiebevoegdheid. In dat geval komen ze immers in conflict met de therapeutische vrijheid. Het gaat dus hoogstens over organisatorische instructies. Kortom, de netwerkhoofdarts of het college van netwerkhoofdartsen is 'een arbiter zonder fluit'.