...

Aan het woord is Pedro Facon tijdens het VBS-symposium 'Een toekomstvisie voor de specialistische geneeskunde'. Daarbij verwijst hij overduidelijk naar het pas verschenen rapport Health at a Glance 2019. We bekijken hier enkele indicatoren om na te gaan waar onze ziekenhuiswereld zich ergens situeert in dat wereldwijde Oeso-peloton.België telt 5,7 ziekenhuisbedden per 100.000 inwoners. Dat is meer dan het Oeso-gemiddelde (over 36 landen) van 4,7. Duitsland (8 bedden) en Frankrijk (6) hebben er nog meer, maar Nederland (3,3) en het VK (2,5) hebben er minder.Over het algemeen bestaat er een verband tussen het aantal bedden en het aantal ziekenhuisopnamen: hoe meer bedden beschikbaar, hoe meer patiënten er ook worden opgenomen. En inderdaad, met 165 ziekenhuisopnamen (eigenlijk het aantal ontslagen na minstens één nacht verblijf) per 1.000 personen per jaar zit België weer net iets boven het Oeso36-gemiddelde van 154. België komt ver achter Duitsland dat met 255 opnamen per 1.000 inwoners per jaar de koploper is, en achter Frankrijk (181,6). Maar het komt vóór het VK (131,4) en Nederland (96,4) - die in dit rijtje dan wel van positie verwisselen.Ons land maakt tamelijk intensief gebruik van zijn ziekenhuisbedden, met een bezettingsgraad van de acute bedden van 81,8%.Sinds 2000 is het aantal ziekenhuisbedden in vrijwel alle Oeso-landen gedaald. Door de medisch-technologische vooruitgang kunnen nu meer procedures worden afgerond tijdens een dagopname, veronderstelt het rapport. Maar het is daarnaast een beleidskeuze in de meeste landen om het aantal ziekenhuisopnamen terug te dringen. In ons land daalde het aantal bedden tussen 2000 en 2017 juist met één eenheid. Het aantal opnamen per 1.000 inwoners per jaar daalde lichtjes van 168 naar 165,3 - de bezettingsgraad verhoogde lichtjes. Finland verminderde het aantal ziekenhuisbedden per 100.000 inwoners van 7,5 naar 3,3.Ook de duur van een ziekenhuisverblijf is de voorbije decennia verminderd. In het jaar 2000 duurde een ziekenhuisopname gemiddeld 8,4 dagen in ons land, in 2017 was dat nog 7,3 dagen. De gemiddelde verblijfsduur in de Oeso36 was in 2017 7,7 dagen. Een Belg met een hartinfarct (AMI) mag gemiddeld na 6,7 dagen naar huis - nagenoeg het Oeso35-gemiddelde van 6,6 dagen. Een Duitser blijft nog gemiddeld 9,9 dagen in het ziekenhuis en een Nederlander moet na 4,9 dagen al naar huis om daar opgevolgd te worden.Waar bij de al vermelde indicatoren België eigenlijk altijd dicht bij het Oesogemiddelde zit (van een erg diverse en in de loop van het rapport wisselend samengestelde groep), bevindt het zich vaker buiten de middengroep als je de financiering bekijkt. Volgens de Oeso-analyse (van 31 landen) spendeert België 34% van de gezondheidszorgmiddelen aan de ziekenhuizen, 33% aan ambulante zorgactoren. Wat het relatieve niveau van uitgaven voor de ziekenhuizen betreft, zit het nogal naar achteren in het peloton. Het Oeso31-gemiddelde is 38% - de meeste landen clusteren rond dit gemiddelde. Met 33% voor ambulante actoren zit België aan de kop van het peloton.Als je niet naar de 'provider' kijkt maar naar het type van zorg, zie je voor België een ander plaatje. België geeft 30% van de middelen voor gezondheidszorg uit aan inpatient care - het Oeso31-gemiddelde is 29%. Het peloton zich erg dicht op elkaar gepakt en maar 9 landen besteden hier een groter aandeel dan België. Daarnaast besteedt België een kwart (25%) van zijn middelen aan outpatiënt care: alleen Griekenland doet het met minder.Maar hoe rijm je de twee aan elkaar? We betalen meer dan gemiddeld voor ambulante zorgverleners maar tegelijk weinig voor ambulante patiënten? De auteurs van het rapport geven zelf ook aan dat de verschillende uitgavenstromen niet in alle landen steeds hetzelfde dekken. Je vraagt je af of soms niet knollen met citroenen worden vergeleken.Het is toch bijzonder leerrijk door dit rapport te bladeren of te scrollen - en te zien hoe ons land zich tegenover de rest van de geïndustrialiseerde wereld situeert op het vlak van gezondheidsindicatoren, de organisatie, financiering en performantie van onze gezondheidszorg. Nog enkele bevindingen inzake kwaliteit en veiligheid.België scoort slechter dan de meeste Oesolanden wat de mortaliteit binnen de 30 dagen voor beroerte en hartinfarct (AMI) betreft. De sterfte bedroeg in ons land 8,3 per 100 ziekenhuisopnamen voor ischemische beroerte vanaf de leeftijd van 45 jaar - het Oeso33-gemiddelde bedraagt 7,7. België komt in dit rijtje van 33 landen op de 22ste plaats. Voor AMI zit België nagenoeg op het Oeso32-gemiddelde: 6,8 sterfgevallen binnen de 30 dagen per 100 opnamen wegens AMI vanaf de leeftijd van 45 jaar (vs 6,9 voor Oeso32). Opnieuw komt België in dit rijtje van 32 landen op de 22ste plaats. De cijfers werden gestandaardiseerd volgens leeftijd en geslacht. Ze zijn beperkt tot een overlijden in hetzelfde ziekenhuis.Ons land scoort beter voor de behandeling van verschillende vormen van kanker - met als maat de vijfjaarsoverleving na diagnose (met kanker als enige doodsoorzaak). Voor colonkanker bedraagt deze vijfjaarsoverleving 67,9% (Oeso32-gemiddelde: 62,1%) en voor rectumkanker 66,6% (Oeso: 60,6%) - België zit hier vooraan in het peloton. Ook voor andere vormen van kanker doen we het beter dan gemiddeld: bij longkanker bedraagt de vijfjaarsoverleving 18,2% (Oeso: 17,2%), bij maagkanker 37,5% (Oeso: 29,7%) en bij acute lymfoblastische leukemie bij kinderen 90,8% (Oeso: 83,7%). Alleen voor de vijfjaarsoverleving bij borstkanker gediagnosticeerd in een vroeg stadium scoort België onder het Oeso26-gemiddelde: 96,8% tegenover 97,4%. In België krijgt 57,2% van de gevallen van borstkanker in een vroeg stadium een diagnose - het Oeso27-gemiddelde is 51,5%.In België is in 2017 onbedoeld een vreemd lichaam na een ingreep achtergebleven in 10,9 gevallen per 100.000 patiënten die het ziekenhuis verlaten. Het Oeso19-gemiddelde is 5,2 gevallen. Alleen in Zwitserland komen dit soort accidenten vaker voor. Vraag is of de gunstigere cijfers van sommige landen niet te wijten zijn onderregistratie. Ons land scoort wel beter wat betreft gevallen van diepe veneuze trombose of longembolie na een ingreep. Per 100.000 uit het ziekenhuis ontslagen patiënten kwamen in 2017 149 gevallen van DVT voor (Oeso21-gemiddeld: 260) en 255 gevallen van pulmonale embolie (Oeso: 267). Ook de Belgische gynaecologen scoren goed. Een obstetrisch trauma komt in ons land voor in 3,4 gevallen per 100 instrumentele bevallingen en in 0,7 gevallen per 100 niet-instrumentele bevallingen (Oeso23-gemiddelde respectievelijk 5,5 en 1,4).