...

Weldra heeft in Brugge het 14de internationale congres over dagchirurgie plaats (1). Het dagziekenhuis staat in het brandpunt van de belangstelling nu minister Vandenbroucke er in het kader van de nieuwe ziekenhuisfinanciering sterk op wil inzetten. Goede redenen dus voor een interview met professor Marc Coppens (UZ Gent), voorzitter van de Belgische Vereniging voor Ambulante Chirurgie (BAAS) en boardlid van de internationale vereniging. Prof. Coppens is anesthesist. Operaties worden steeds minder ingrijpend en de technieken steeds beter. "Prothesechirurgie neemt een hoge vlucht, een aantal landen doet behoorlijk grote ingrepen zoals heup- en kniechirurgie en zelfs discusoperaties in het dagziekenhuis. Chirurgen zijn minder en internisten meer invasief bezig. Veel gebeurt nu endoscopisch", aldus Marc Coppens. Oude wijsheden over (ambulante) chirurgie staan op de helling. "Tal van kleinere ingrepen in dagchirurgie hebben plaats onder lichte algemene of lokale anesthesie. Na algemene anesthesie met de auto naar huis rijden, kan natuurlijk niet. Vele anesthetica werken nu echter kort en met weinig bijwerkingen. Is het dan nog zinvol om mensen 24 uur te begeleiden zoals het eisenkader van de Vlaamse zorginspectie oplegt? Op voorwaarde dat de patiënt snel beroep kan doen op telefonische hulp aanvaarden sommige landen dat hij de nacht thuis doorbrengt", stelt prof. Coppens. Ook na meerdaagse opnames voor chirurgie volgt sneller ontslag. "ERAS-programma's ( Enhanced Recovery After Surgery) stellen bepaalde peri-operatieve handelingen in vraag. Is een darmvoorbereiding of een lavement nog nodig? Hoelang moet een blaas- of maagsonde blijven zitten? Met het oog op een verkorte verblijfsduur schrapt men overbodig geachte concepten. De ultieme vorm van ERAS is dagchirurgie, zelfs voor kankerbehandelingen. De PIPAC-therapie zorgt bij uitgebreide abdominale tumoren bijvoorbeeld voor een instillatie van chemotherapie in het abdomen. En op expliciete vraag van de patiënt voerde het UZ Gent de eerste schildklieroperatie in dagchirurgie uit." Dit alles ent zich op de wetenschap dat mensen het ziekenhuisverblijf liefst zo kort mogelijk houden. In dagchirurgie zijn ze minder vatbaar voor ziekenhuisinfecties, het herstel thuis verloopt sneller en ze kunnen vlugger hun normale activiteiten hernemen. Essentieel is wel dat de nabehandeling en opvolging in de thuissituatie kan volgen. Want niet alleen de complexiteit van de ingrepen neemt toe, dat geldt ook voor complexiteit van de postoperatieve zorg. Heel wat ziekenhuizen contacteren de patiënt een dag na de ingreep. Een verpleegkundige overloopt de ongerustheden telefonisch. "Die feedback leert ons veel en helpt om behandelprotocols aan te passen. Maar door de sterke toename van ingrepen in het dagziekenhuis bellen niet alle ziekenhuizen de patiënten nog op." Apps vormen mogelijk een goed alternatief. "Er zijn verschillende instelbare en programmeerbare apps op de markt. De patiënt meet thuis pijn of onpasselijkheid. Vanaf pijnscore 7 gaat er bijvoorbeeld automatisch een alarmsignaal naar het ziekenhuis. Dat moet wel alles bijhouden en tijdig reageren." Ook op het vlak van patiënteducatie kunnen apps een rol spelen. "Mensen zien er het nut niet van in om preventief pijnstillers te nemen. Je kan foldertjes meegeven maar veel beter is dat verpleegkundigen de patiënt en zijn familie in- formeren over het nut van goede pijnstilling. Vaak hebben ze daar echter de tijd niet meer voor. Dan kunnen apps een uitkomst bieden. Via Cozo hadden we bijvoorbeeld een mooi proefproject met een patiëntenplatform lopen. Het liet toe over pijn rechtstreeks feedback te geven, te chatten, beveiligd foto's door te sturen en zo meer. Samen met telefonische raadplegingen kan dit mensen geruststellen." Uiteraard spelen ook huisartsen bij dit alles een belangrijke rol. "Patiënten consulteren hen vooral omwille van pijn. Het kan natuurlijk geenszins de bedoeling zijn alle postoperatieve problemen door te schuiven naar de huisartsen. Door in dialoog te gaan, kunnen we het postoperatieve opvangnetwerk verder optimaliseren", zegt Coppens. Tot slot zijn in de thuissituatie mobiliteit - al dan niet met hulpmiddelen - en 'normaal' kunnen eten en drinken belangrijk. Volgens professor Coppens zijn universitaire en niet-universitaire ziekenhuizen, chirurgen en anesthesisten klaar om een versnelling hoger te schakelen. "De mentaliteit is gewijzigd. Het enige wat ons nog tegenhoudt is de gebrekkige financiering. Of het feit dat het ziekenhuis meer verdient aan patiënten die een nacht verblijven met ingrepen die niet op de A-lijst (2) staan." Minister Vandenbroucke wil de lijst actualiseren en uitbreiden. "Dat is meer dan nodig", dixit prof. Coppens. "De A- en B-lijsten (3) werden ingevoerd in 2002 en herzien in 2007. Bijna 20 jaar lang voerde men slechts beperkte wijzigingen door in een domein dat sterk gegroeid en uitgebreid is. Er is hoge nood aan een wetenschappelijk verantwoorde hervorming, ook aan de hand van internationale benchmarking." Op de A-lijst staan nog ingrepen die niet meer in dagziekenhuis uitgevoerd worden. Die moeten geschrapt worden. "Een aantal verstrekkingen kunnen technisch perfect in de polikliniek. Ze vereisen wel specifiek en duur materiaal. Er is dus een reële kostendekking nodig om deze pro- cedures te deviëren van het dagziekenhuis naar de polikliniek." De inhoud van de laatste editie van ons Magazine vindt u hier.