...

Dat zegt dokter Jan Kimpen, Chief Medical Officer bij Philips naar aanleiding van de publicatie van de vierde 'Future Health Index' (FHI). De FHI meet in 15 landen via diepte-interviews de digitale temperatuur bij 15.000 potentiële patiënten en 3.100 gezondheidsprofessionals, vooral artsen.De rapporten vormen een goede indicator voor de relatie patiënt-gezondheidsprofessional. De FHI wordt uitgevoerd in partnership met de onafhankelijke onderzoeksbureaus SERMO en IPSOS in opdracht van Philips. Rode draad is de impact van 'digitale transformatie' op gezondheidsprofessionals en patiënten.Het eerste FHI-rapport dateert uit 2016 en betrof een perceptiestudie. De hamvraag hier was hoe stakeholders de toegankelijkheid en silo's in de gezondheidszorg ervaren en in welke mate ze bereid zijn digitalisering te omarmen. Jan Kimpen: "De tweede studie, een jaar later, ging over perceptie gekoppeld aan realiteit. Dit onderzoek verwerkte ook gegevens van de Wereldgezondheidsorganisatie en van de Wereldbank." In 2018 volgde dan een derde rapport. De focus lag op 'Value Based HealthCare' als nieuw zorgparadigma. Het vierde FHI zag in juni van dit jaar het daglicht. Het thema was de rol van digitale gezondheidstechnologie bij het verbeteren van de ervaringen van burgers en gezondheidsprofessionals.Jan Kimpen: "De rapporten passen in de transformatie die Philips - enkele jaren geleden - heeft ingezet. We evolueren daarbij naar een bedrijf dat uitsluitend gefocust is op gezondheidstechnologie. Via de FHI willen we onze partners - artsen, ziekenhuizen, providers... - zo goed mogelijk begrijpen. Bijkomend leveren de indexen uiteraard heel wat gegevens op over de gezondheidszorg in de onderzochte landen. Die inzichten willen we delen met de stakeholders en met de media. We gebruiken ze ook als educatiemateriaal."De vier rapporten tonen aan dat gezondheidsprofessionals, en dan in de eerste plaats artsen, steeds vertrouwder geraken met digitale middelen. De bereidheid om e-health te gebruiken, neemt toe. "Ruwweg 76% van de professionals", zegt dokter Kimpen, "werkt bijvoorbeeld met een elektronisch patiëntendossier. Dat is goed nieuws. Positief is tevens dat ook patiënten digitale technieken omarmen. In zorgsystemen waarin data gedeeld worden en dossiers kunnen ingekeken worden, stijgt trouwens de voldoening van de patiënten."Toch zijn er ook minder goede punten. In het laatste rapport zegt slechts 9% van de artsen dat "de meeste of al hun patiënten" regelmatig gezondheidsgegevens delen. Dat is weinig. Jan Kimpen ziet verschillende redenen waarom het delen van gegevens nog moeilijk ligt."Ten eerste is er een attitudeprobleem. Zeker in gezondheidszorgsystemen die al langer bestaan - zoals bijvoorbeeld in België, Nederland en de Verenigde Staten - is de wens om te veranderen klein. Kleiner alleszins dan in de opkomende landen. Jarenlang heeft men het immers zonder digitale middelen gedaan. Bovendien worden artsen vaak nog opgeleid zoals dat vroeger het geval was. Er is nauwelijks plaats voor het digitale en dat geldt ook voor de workflow in de ziekenhuizen. Voor een raadpleging in de polikliniek trekt de arts pakweg tien minuten per patiënt uit", stelt Jan Kimpen die zelf jarenlang als pediater werkte. "Dat volstaat niet om gegevens van wearables, devices enz. te analyseren."Een andere reden is volgens de CMO van Philips de al dan niet terechte onrust over privacy en veiligheid bij gegevensdeling. "Voorts is de infrastructuur nog onvoldoende aanwezig; er is geen interoperabiliteit, vaak spreken systemen nog niet met elkaar. En tot slot is er nog de vaststelling dat de duizenden mooie apps die startups lanceren niet altijd even goed werken. Ook bij grotere bedrijven zijn de functionaliteiten niet altijd in orde."Niet alles werkt dus zoals het zou moet werken. Vanuit zijn eigen praktijkervaring als kinderarts maakt dokter Kimpen hierbij wel een pertinente opmerking: ook in het papieren tijdperk was lang niet alles perfect."Vaak was 10 tot 15% van de papieren dossiers zoek op het moment dat de patiënt naar de polikliniek kwam. Bij het evalueren van digitale middelen vergelijkt men echter doorgaans met 100% 'liability'. Ook de vorige, papieren, wereld zat daar ver vandaan. Het klopt dat artsen niet altijd tevreden zijn over de digitale gezondheidsdossiers. Toch zijn de functionaliteiten ervan altijd nog beter dan de functionaliteiten van papieren medische dossiers."Het jongste FHI-rapport geeft aan dat 76% van de gezondheidszorgprofessionals digitale gezondheidsdossiers in hun ziekenhuis/praktijk gebruiken. En vier op vijf deelt patiëntinformatie elektronisch met andere zorgprofessionals in hun zorgfaciliteit.Is dat nu veel of weinig? Jan Kimpen: "Het is bemoedigend dat de meerderheid van de geïnterviewde artsen, alle tekortkomingen ten spijt, digitale gezondheidsdossiers bruikbaar vindt. In Nederland wordt digitaal inzagerecht in de dossiers vanaf juli 2020 een patiëntenrecht. Eigenlijk konden patiënten hun dossier vroeger ook al inkijken. Papier is natuurlijk moeilijker te kopiëren in het ziekenhuis. Hoe dan ook, bij patiënten neemt de behoefte toe om toegang te krijgen tot hun eigen gezondheidsgegevens en om mee te beslissen. Dat is een goede trend, het delen van data levert mensen meer voldoening op."En het verbetert volgens Kimpen ook de relatie met de behandelende arts. Het vernauwen van de kloof tussen arts en patiënt zou ook een drastische impact hebben op de burn-out bij artsen. Hoe kan dat? Jan Kimpen: "De meest rudimentaire vorm van telegeneeskunde is de input door de patiënt van niet-realtime gebonden eigen data. Daarmee komt hij dan naar de polikliniek. Het is evident dat dit niet positief is en de stress bij de arts enkel verhoogt."Maar via Artificiële Intelligentie (AI) kunnen parameters zoals bloeddruk ook gestreamd en in het gezondheidsdossier opgenomen worden. "Indien nodig wordt, dank zij data-analyse, een 'alert' uitgestuurd als de bloeddruk langzaam uit de bocht gaat. Een verpleegkundige kan dan ter plekke medicatie toedienen. Zo wordt een stuk werk bij de arts weggenomen en dat zorgt voor meer satisfactie en minder burn-out. Terwijl de patiënt beter af is en zijn gezondheid van nabij wordt opgevolgd."Jan Kimpen verwijst tot slot naar een app die op de diensten Intensieve Zorg via AI het onderscheid kan maken tussen het intellectuele werk en het werk op de werkvloer. Zo daalt de stress en de kans op burn-out bij artsen en verpleegkundigen. Kimpen: "Bij het verzorgen van patiënten op de dienst IZ verwerken zorgprofessionals enorm veel data. Die 'denkbelasting' is meetbaar en kan opgesplitst worden. Enerzijds is er het toedienen van zorg op de werkvloer. Anderzijds worden er vanop afstand in de 'cockpit' via AI 20 à 30 personen tegelijk gevolgd. Zo is het intellectuele werk losgekoppeld van het werk op de werkvloer. Het doet de stress bij artsen en verpleegkundigen met 70% dalen."