...

Traditioneel brengt Belfius begin oktober zijn jaarlijkse Maha-studie uit. Voor wie van Mars of Venus komt: een analyse van de financiële gezondheid van de ziekenhuissector. In 2017 - én de jaren voordien - hadden de Belgische hospitalen het moeilijk om het hoofd boven water te houden. De stand van zaken in 2018 kennen we weldra. De kans dat het plots financieel significant beter zou gaan, is natuurlijk zo goed als onbestaande.Ondertussen ligt ook de staatskas op apegapen. Dat is slecht nieuws voor de portemonnee van de belastingbetaler maar net zo goed voor de gezondheidszorg. Om de rode cijfers weg te werken, hoeft de sector niet meteen te hopen op een financiële injectie. En dus is een hervorming van het systeem gekoppeld aan efficiëntiewinsten de enige uitweg uit de impasse. Een aanzet daartoe gaf het beleid al met de invoering van de laagvariabele zorg begin dit jaar. Een volgende oefening volgt begin 2020 met de start, althans juridisch, van de klinische ziekenhuisnetwerken.Vooral verwacht de overheid echter toch veel heil van een meer prospectieve financiering, van gesloten budgetten. Helaas doet de manier waarop de laagvariabele zorg werd ingevoerd weinig goeds vermoeden. Niet alleen vechten artsenverenigingen het systeem juridisch aan, er zijn ook belangrijke politieke spelers gloeiend tegen dergelijke demarches. De vraag stelt zich dan ook hoever een volgende regering in deze materie kan gaan.De Franstalige socialisten zien forfaitarisering ongetwijfeld wel zitten. Wat echter met de grootste Vlaamse partij? Als N-VA deel zou uitmaken van de nieuw te vormen coalitie dan staat ze allicht op de rem. Voor de Vlaams-nationalisten is en blijft de prestatiebetaling de basis van het systeem. De partij ziet vooral heil in de aanpak van medische overconsumptie en fraude en in het terugschroeven van overtollige prestaties. Tot nader order heeft N-VA in deze een objectieve bondgenoot in het veld. De BVAS - en dit artsensyndicaat staat vooral sterk bij artsen-specialisten - kant zich in de laagvariabele zorg tegen de supplementenregeling in de forfaitaire honoraria. Het valt in hoge mate te betwijfelen dat ze voorstander zou zijn van nog meer van hetzelfde in de ziekenhuisfinanciering.Natuurlijk zijn er ook legio praktische problemen. Zo blinkt het Belgische overlegmodel niet bepaald uit in snelheid. Bovendien, als het streefdoel kortere verblijfsduren en minder ziekenhuisbedden is, dan is de logische pendant hiervan dat (een deel van) de uitgespaarde middelen naar zorg buiten het ziekenhuis gaat. De in financiële ademnood verkerende ziekenhuizen zullen het graag horen... En men kan er ook moeilijk naast kijken. Er zijn consequenties die weinig met gezondheidszorg te maken hebben maar des te meer met de - even reële - economische realiteit. Bijvoorbeeld zien we dat er niet minder dan 95.000 voltijds equivalenten personeelsleden in de Belgische ziekenhuizen werken. In nogal wat regio's is het ziekenhuis de belangrijkste werkgever. Tel daarbij duizenden artsen en het is duidelijk dat een financiële shift niet zonder slag of stoot kan gebeuren.