...

Sinds de zesde staatshervorming vindt een kat haar jongen niet terug in het vaderlandse institutionele kluwen. Dat geldt a fortiori voor de gezondheidszorg. Het spreekt vanzelf dat staatkundige anarchie mee ten grondslag lag aan het non-beleid tijdens de eerste covidgolf. Het lijkt al een eeuwigheid geleden maar op een bepaald moment zochten zes ministers in verspreide slagorde mondmaskers. En dat tijdens een acute crisis waarin snelheid en eenheid van commando doorslaggevend waren. Een bevraging in september (lees het dossier vanaf blz. 12) leert dat politici uit de regering Wilmès erg slecht scoorden bij leidinggevenden uit de ziekenhuizen. Dat geldt voor de federale excellenties De Block en De Backer maar al helemaal voor Vlaams minister Wouter Beke. Hij hangt aan het staartje. In het kielzog daarvan deden ook federale instellingen zoals Sciensano het merkelijk beter dan pakweg het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. In de perceptie van de ziekenhuisdirecteurs functioneerde het Vlaamse niveau dus nog slechter dan het federale. Allicht verklaart dat waarom een verrassend hoog aantal leidinggevenden voorstander is van een herfederalisering van de gezondheidszorg. Het is niet dat men alles kost wat kost terug naar het Belgische niveau wil tillen. Wel vragen directies - en de hele sector - een efficiënt georganiseerde gezondheidszorg met een helder gestructureerde ziekteverzekering. Vlaams-nationalistische partijen maken geen deel uit van de nieuwe regering onder leiding van Alexander De Croo. Toch is het ook zonder hen uitgesloten dat bevoegdheden in de gezondheidszorg geherfederaliseerd worden. Gematigde regionalisten - de minister van Volksgezondheid, vicepremier Frank Vandenbroucke en zijn Franstalige socialistische collega vicepremier Pierre-Yves Dermagne bijvoorbeeld - bekleden immers sleutelposities. Zij, en bij uitbreiding de hele regering, moeten in de eerste plaats wel meer doelmatigheid en doeltreffendheid in de staatshuishouding nastreven. Ondertussen zorgden de spelers op het terrein daar in volle pandemie al zelf voor. Dezelfde enquête waarover hoger sprake, toont immers een zelden geziene eensgezindheid aan onder hoofdartsen, algemene en medische ziekenhuisdirecteurs. De lijnen moeten goed samenwerken. Ziekenhuizen, huisartsen en zelfs de thuiszorg willen de handen in elkaar slaan om het hele zorgcontinuüm te organiseren. Dat is opmerkelijk positief nieuws. Als de gezondheidscrisis al een goede kant heeft dan wel het besef dat coöperatie loont. Bovendien faciliteert digitalisering en e-health dit ook. De oeroude echelonnering, getrapte zorg met de huisarts als poortwachter van het systeem, is juridisch dan wel niet verankerd maar komt in covid-19-tijden dichterbij. Dit ent zich op een gewijzigde mentaliteit. Minder dan vroeger meten huisartsen zichzelf een calimerohouding aan. Constructief staan ze op hun strepen. De 60 gloednieuwe eerstelijnszones en zorgraden mochten trouwens meteen vol aan de bak. Tijd om warm te lopen was er niet. Kortom, als de overheid komaf kan maken met haar eigen staatkundige anarchie en als minister Frank Vandenbroucke de samenwerkingsgedachte in het post-covidtijdperk kan verankeren dan gaan we nog mooie tijden tegemoet. Voorwaar, een opbeurende gedachte in deze donkere dagen.