'Inconvenient truths' - dat was waar het tijdens het symposium Covidcrisis - lessons learned dikwijls op aankwam. Zoals Ab Osterhaus die zijn publiek op het hart drukte dat deze pandemie zeker niet de laatste was. Je kunt maar beter voorbereid zijn - want wat heeft het niet gekost dat we ons toch nog hebben laten verrassen door dit coronavirus? En het was nog niet eens zo een zware pandemie, aldus de Nederlandse viroloog.

De kapiteins

De Britse hoogleraar public health Martin McKee (London School of Hygiene and Tropical Medecine) lichtte het Britse covidbeleid toe en maakte er brandhout van: een captain die vooral met zijn echtscheiding bezig was, een ambtenarenapparaat dat vooral probeerde de kwadratuur van de brexitcirkel te vinden, en bovenal: de leden van de Britse regering en administratie die denken dat ze beter weten wat de mensen nodig hebben dan de mensen zelf. De Britse overheid maakte er een punt van niet te communiceren met zeer belangrijke actoren... "Hoe kun je weten dat je zorgpersoneel soms een dienstrooster vult met opdrachten in verschillende bejaardentehuizen - een aantal uren hier, een aantal daar - als je met niemand van het zorgpersoneel praat?"

Wat mag de maatschappij van een arts verwachten in ruil voor de investering in zijn opleiding?' - Pedro Facon

Onze beleidsmakers mochten - misschien gelukkig voor hen - zelf hun lessons learned presenteren tijdens het paneldebat. Present waren federaal volksgezondheidsminister Frank Vandenbroucke en ex-covidcommissaris Pedro Facon - nu adjunct-administrateur-generaal van het Riziv. Vandenbroucke wilde naar eigen zeggen focussen op concrete zaken: de bottlenecks tijdens de crisis en zaken die tijdens de crisis plots mogelijk werden en die hij nu graag verankerd zou zien: de samenwerking tussen de ziekenhuizen, bijvoorbeeld, en de flexibele inzetbaarheid van personeel.

Eerste lijn

De inzetbaarheid van de workforce blijft geregeerd door zeer rigide regels over wie welke taken mag uitvoeren, vindt hij. Noodwetten pasten er tijdens de covidcrisis een mouw aan: wie mocht tests afnemen in de testcentra, vaccineren in de vaccinatiecentra,... "Maar het doorbreken van de rigiditeit heeft altijd enorm veel weerstand opgeroepen - tot op vandaag." De minister haalt het heikele punt aan van vaccinatie door apothekers. "Dokters blijven daar zeer boos over."

Wat de bottlenecks betreft, naarmate de crisis vorderde werd het duidelijk dat, niet alleen de ziekenhuizen en de woonzorgcentra, maar ook de eerste lijn het hevig te verduren had. En dát probleem kan zich de komende maanden of volgend jaar herhalen, beseft de minister. Vandaar dat hij uitpakte met zijn new deal voor de huisartsen - al zat dat niet in het regeerakkoord. Dingen die in normale tijden misschien vervelend maar niet overkomelijk zijn, leggen tijdens een pandemie de huisartsgeneeskunde plat - zoals een verplichte passage langs de huisarts voor een simpele test of een briefje voor afwezigheid op het werk.

Complex, gelaagd beleid

Kan herfederalisering van de gezondheidszorg en een sterke lokale inbreng voor de organisatie van de eerste lijn geen uitweg zijn voor de complexe bevoegdheidsverdeling in ons land, vraagt huisarts Harrie Dewitte. "De erfenis van de zesde staatshervorming is zwaar belast, omdat die vertrok van politieke symbolen en niet van de vraag hoe je een moderne gezondheidszorg opzet", aldus de minister. Dat moet bij een volgende staatshervorming anders. Vandenbroucke wil meer bevoegheden verschuiven naar het Europese niveau, zeker bij een pandemie. Het geneesmiddelenbeleid, bijvoorbeeld, kan ook beter naar het Europese niveau opschuiven - op dat niveau heb je ook impact op de internationaal georganiseerde industrie. Vandenbroucke was het daarnaast met Dewitte eens dat je de eerste lijn lokaal moet organiseren - "op een niveau van 100.000 tot 150.000 inwoners". Maar tussen die twee niveaus zullen de lagen blijven bestaan, denkt hij. "Ofwel krijg je een sterk federaal ofwel een sterk gewestelijk niveau, maar beide zullen blijven."

Retentiebeleid

In de ziekenhuizen bestaat de uitdaging erin de uitstroom van verpleegkundigen, in zoverre die niet demografisch is, te voorkomen. "Een HR-beleid is niet alleen nieuwe krachten aantrekken, het is vooral een retentiebeleid", aldus Margot Cloet, topvrouw van Zorgnet-Icuro. Een kleine enquête tijdens de covidcrisis wees uit dat verpleegkundigen bij het begin van de crisis enorm gemotiveerd waren, juist omdat ze de indruk hadden dat ze mee konden beslissen. Ze kregen nieuwe taken en bevoegdheden, ze konden creatief zijn. "Verpleegkundigen motiveren om in hun instelling te blijven is een kwestie van leiderschap", meent Cloet.

Pedro Facon is het met haar eens - personeel motiveren, dat doe je niet vanuit Brussel. De demotivatie bij het verpleegkundig personeel heeft te maken met het onvoldoende valoriseren van iemands competenties , beaamt hij - terwijl een verpleegkundige met een bachelor minstens vier jaar hogere opleiding heeft gehad. Het schoentje knelt niet zozeer meer bij het inkomen, denkt hij. Ook slaagt ons land erin geleidelijk meer verpleegkundigen te laten afstuderen - de zorgambassadeur in Vlaanderen leverde voortreffelijk werk. Maar slecht 60% van de mensen die afstudeerden als verpleegkundige werkt ook in de zorg. Wat een verspilling van tijd en van geld, roept hij uit.

Werktijd artsen

Facon wilt daarnaast nog een ander onderwerp op tafel gooien: wat is een redelijke arbeidsduur voor artsen? De federale overheid trok het contingent van artsen op; meer jonge mensen kunnen beginnen aan de opleiding. De planning van de workforce zou immers wat achterlopen op bepaalde tendensen: artsen willen een betere verhouding tussen hun werk en hun gezinsleven. Facon hoort steeds vaker artsen verklaren dat ze maar vier dagen per week in de praktijk staan. Maar de topambtenaar maakt zich wel zorgen over de dalende productiviteit bij de artsen. Wat mag de maatschappij van een arts verwachten in ruil voor de investering in zijn opleiding? Wat is dan wel een correcte arbeidsduur, vraagt het publiek. Die vraag zal hij als ambtenaar zeker niet beantwoorden. Hij kaatst de bal terug naar de beroepsgroepen, die die discussie moeten voeren.

De drie presentaties en het panelgesprek dat anderhalf uur in beslag nam kunnen we hier niet in hun geheel bevattelijk weergeven. Naast de genoemde sprekers kwamen ook anderen aan bod. Onder meer professor Erica Vlieghe, zowat de vaste wetenschappelijke consulent van de regering tijdens de covidcrisis. De structuren zoals de risk management group, die in 2014 - toen Vlieghe ebolacommissaris werd - pas waren opgericht, werkten toen heel goed. Maar tijdens de covidcrisis barstte dat hele systeem uit zijn voegen, stelt ze. Dat wordt nu stelselmatig onder het licht gehouden en opnieuw opgebouwd. De wetenschap van pandemieën scherp stellen is één ding - als je dat niet goed genoeg vertaalt naar het beleid toe, krijg je wantoestanden zoals McKee ze voor de UK beschreef.

'Inconvenient truths' - dat was waar het tijdens het symposium Covidcrisis - lessons learned dikwijls op aankwam. Zoals Ab Osterhaus die zijn publiek op het hart drukte dat deze pandemie zeker niet de laatste was. Je kunt maar beter voorbereid zijn - want wat heeft het niet gekost dat we ons toch nog hebben laten verrassen door dit coronavirus? En het was nog niet eens zo een zware pandemie, aldus de Nederlandse viroloog. De kapiteinsDe Britse hoogleraar public health Martin McKee (London School of Hygiene and Tropical Medecine) lichtte het Britse covidbeleid toe en maakte er brandhout van: een captain die vooral met zijn echtscheiding bezig was, een ambtenarenapparaat dat vooral probeerde de kwadratuur van de brexitcirkel te vinden, en bovenal: de leden van de Britse regering en administratie die denken dat ze beter weten wat de mensen nodig hebben dan de mensen zelf. De Britse overheid maakte er een punt van niet te communiceren met zeer belangrijke actoren... "Hoe kun je weten dat je zorgpersoneel soms een dienstrooster vult met opdrachten in verschillende bejaardentehuizen - een aantal uren hier, een aantal daar - als je met niemand van het zorgpersoneel praat?" Onze beleidsmakers mochten - misschien gelukkig voor hen - zelf hun lessons learned presenteren tijdens het paneldebat. Present waren federaal volksgezondheidsminister Frank Vandenbroucke en ex-covidcommissaris Pedro Facon - nu adjunct-administrateur-generaal van het Riziv. Vandenbroucke wilde naar eigen zeggen focussen op concrete zaken: de bottlenecks tijdens de crisis en zaken die tijdens de crisis plots mogelijk werden en die hij nu graag verankerd zou zien: de samenwerking tussen de ziekenhuizen, bijvoorbeeld, en de flexibele inzetbaarheid van personeel. Eerste lijn De inzetbaarheid van de workforce blijft geregeerd door zeer rigide regels over wie welke taken mag uitvoeren, vindt hij. Noodwetten pasten er tijdens de covidcrisis een mouw aan: wie mocht tests afnemen in de testcentra, vaccineren in de vaccinatiecentra,... "Maar het doorbreken van de rigiditeit heeft altijd enorm veel weerstand opgeroepen - tot op vandaag." De minister haalt het heikele punt aan van vaccinatie door apothekers. "Dokters blijven daar zeer boos over." Wat de bottlenecks betreft, naarmate de crisis vorderde werd het duidelijk dat, niet alleen de ziekenhuizen en de woonzorgcentra, maar ook de eerste lijn het hevig te verduren had. En dát probleem kan zich de komende maanden of volgend jaar herhalen, beseft de minister. Vandaar dat hij uitpakte met zijn new deal voor de huisartsen - al zat dat niet in het regeerakkoord. Dingen die in normale tijden misschien vervelend maar niet overkomelijk zijn, leggen tijdens een pandemie de huisartsgeneeskunde plat - zoals een verplichte passage langs de huisarts voor een simpele test of een briefje voor afwezigheid op het werk. Complex, gelaagd beleidKan herfederalisering van de gezondheidszorg en een sterke lokale inbreng voor de organisatie van de eerste lijn geen uitweg zijn voor de complexe bevoegdheidsverdeling in ons land, vraagt huisarts Harrie Dewitte. "De erfenis van de zesde staatshervorming is zwaar belast, omdat die vertrok van politieke symbolen en niet van de vraag hoe je een moderne gezondheidszorg opzet", aldus de minister. Dat moet bij een volgende staatshervorming anders. Vandenbroucke wil meer bevoegheden verschuiven naar het Europese niveau, zeker bij een pandemie. Het geneesmiddelenbeleid, bijvoorbeeld, kan ook beter naar het Europese niveau opschuiven - op dat niveau heb je ook impact op de internationaal georganiseerde industrie. Vandenbroucke was het daarnaast met Dewitte eens dat je de eerste lijn lokaal moet organiseren - "op een niveau van 100.000 tot 150.000 inwoners". Maar tussen die twee niveaus zullen de lagen blijven bestaan, denkt hij. "Ofwel krijg je een sterk federaal ofwel een sterk gewestelijk niveau, maar beide zullen blijven." Retentiebeleid In de ziekenhuizen bestaat de uitdaging erin de uitstroom van verpleegkundigen, in zoverre die niet demografisch is, te voorkomen. "Een HR-beleid is niet alleen nieuwe krachten aantrekken, het is vooral een retentiebeleid", aldus Margot Cloet, topvrouw van Zorgnet-Icuro. Een kleine enquête tijdens de covidcrisis wees uit dat verpleegkundigen bij het begin van de crisis enorm gemotiveerd waren, juist omdat ze de indruk hadden dat ze mee konden beslissen. Ze kregen nieuwe taken en bevoegdheden, ze konden creatief zijn. "Verpleegkundigen motiveren om in hun instelling te blijven is een kwestie van leiderschap", meent Cloet. Pedro Facon is het met haar eens - personeel motiveren, dat doe je niet vanuit Brussel. De demotivatie bij het verpleegkundig personeel heeft te maken met het onvoldoende valoriseren van iemands competenties , beaamt hij - terwijl een verpleegkundige met een bachelor minstens vier jaar hogere opleiding heeft gehad. Het schoentje knelt niet zozeer meer bij het inkomen, denkt hij. Ook slaagt ons land erin geleidelijk meer verpleegkundigen te laten afstuderen - de zorgambassadeur in Vlaanderen leverde voortreffelijk werk. Maar slecht 60% van de mensen die afstudeerden als verpleegkundige werkt ook in de zorg. Wat een verspilling van tijd en van geld, roept hij uit. Werktijd artsen Facon wilt daarnaast nog een ander onderwerp op tafel gooien: wat is een redelijke arbeidsduur voor artsen? De federale overheid trok het contingent van artsen op; meer jonge mensen kunnen beginnen aan de opleiding. De planning van de workforce zou immers wat achterlopen op bepaalde tendensen: artsen willen een betere verhouding tussen hun werk en hun gezinsleven. Facon hoort steeds vaker artsen verklaren dat ze maar vier dagen per week in de praktijk staan. Maar de topambtenaar maakt zich wel zorgen over de dalende productiviteit bij de artsen. Wat mag de maatschappij van een arts verwachten in ruil voor de investering in zijn opleiding? Wat is dan wel een correcte arbeidsduur, vraagt het publiek. Die vraag zal hij als ambtenaar zeker niet beantwoorden. Hij kaatst de bal terug naar de beroepsgroepen, die die discussie moeten voeren. De drie presentaties en het panelgesprek dat anderhalf uur in beslag nam kunnen we hier niet in hun geheel bevattelijk weergeven. Naast de genoemde sprekers kwamen ook anderen aan bod. Onder meer professor Erica Vlieghe, zowat de vaste wetenschappelijke consulent van de regering tijdens de covidcrisis. De structuren zoals de risk management group, die in 2014 - toen Vlieghe ebolacommissaris werd - pas waren opgericht, werkten toen heel goed. Maar tijdens de covidcrisis barstte dat hele systeem uit zijn voegen, stelt ze. Dat wordt nu stelselmatig onder het licht gehouden en opnieuw opgebouwd. De wetenschap van pandemieën scherp stellen is één ding - als je dat niet goed genoeg vertaalt naar het beleid toe, krijg je wantoestanden zoals McKee ze voor de UK beschreef.