Maar is dat een theoretisch argument of werkt het ook echt zo? De Dienst Geneeskundige Evaluatie en Controle ziet er niet direct aanwijzingen van.

Nauwelijks of geen verschil

De DGEC onderzocht het gebruik van medische beeldvorming en van bloedonderzoeken over een periode van vier jaar - van 2015 tot 2018. Het selecteerde in de Permanente Steekproef patiënten die in de loop van telkens één kalenderjaar op verschillende dagen een bloedtest kregen, of medische beeldvorming ondergingen.

Het ging na of er op dit vlak verschillen bestonden tussen patiënten van huisartsen met en zonder een EMD. Voor dit laatste ging de DGEC af op het toegekende bedrag voor de praktijkpremie.

De DGEC zag wel een gering verschil tussen de twee groepen, maar dan alleen voor bloedonderzoek. En het is niet uit te sluiten dat hier heel andere factoren meespelen.

Het ging ook na of een patiënt eenzelfde soort onderzoek werd voorgeschreven door één arts dan wel door twee of meer artsen.

De redenering is hier dat, wanneer een patiënt een elektronisch dossier heeft en de gegevens hiervan effectief tussen artsen wordt gedeeld, het aantal patiënten die een onderzoek wordt voorgeschreven door verschillende artsen in de loop van de tijd kleiner wordt, of dat het aantal uitgevoerde onderzoeken voor één persoon gaat dalen.

De analysten kon geen van beide trends vaststellen

Gerichter zoeken

Dat wil niet zeggen dat het goed bijhouden van een elektronisch dossier en het delen van gegevens niet helpt om het overbodig herhalen van technische onderzoeken te voorkomen. Maar niet in die mate dat het in die massa van gegevens in het oog gaat springen.

Dat de DGEC de impact van het gebruik van een elektronisch dossier meet, vloeit voort uit een engagement die het Riziv nam in de Bestuursovereenkomst met de overheid.

De Dienst kijkt dan ook naar mogelijkheden om deze analyse gerichter te maken. Dat zou kunnen door meer zicht te krijgen op het gebruik dat huisartsen en specialisten effectief maken van het elektronisch dossier. En voor welke patiënten gebeurt dat vooral?

Dat zou ook kunnen door eerst na te gaan voor welke patiënten en welk soort onderzoeken de kans op overbodige herhaling het grootst is - en daar dan gerichtere analyses op te gaan verrichten.

In ieder geval viel het de analysten van de DGEC op dat de helft van de patiënten uit de Permanente Steekproef ieder jaar bloedtests of medische beeldvorming onderging. Dat vindt de dienst nogal aan de hoge kant, en de DGEC zou de DGEC niet zijn als het zich niet zou afvragen of het dan de doelmatigheid zelf van het aanvragen van deze onderzoeken niet eens onder de loep moet nemen.

Maar is dat een theoretisch argument of werkt het ook echt zo? De Dienst Geneeskundige Evaluatie en Controle ziet er niet direct aanwijzingen van. Nauwelijks of geen verschilDe DGEC onderzocht het gebruik van medische beeldvorming en van bloedonderzoeken over een periode van vier jaar - van 2015 tot 2018. Het selecteerde in de Permanente Steekproef patiënten die in de loop van telkens één kalenderjaar op verschillende dagen een bloedtest kregen, of medische beeldvorming ondergingen.Het ging na of er op dit vlak verschillen bestonden tussen patiënten van huisartsen met en zonder een EMD. Voor dit laatste ging de DGEC af op het toegekende bedrag voor de praktijkpremie. De DGEC zag wel een gering verschil tussen de twee groepen, maar dan alleen voor bloedonderzoek. En het is niet uit te sluiten dat hier heel andere factoren meespelen. Het ging ook na of een patiënt eenzelfde soort onderzoek werd voorgeschreven door één arts dan wel door twee of meer artsen. De redenering is hier dat, wanneer een patiënt een elektronisch dossier heeft en de gegevens hiervan effectief tussen artsen wordt gedeeld, het aantal patiënten die een onderzoek wordt voorgeschreven door verschillende artsen in de loop van de tijd kleiner wordt, of dat het aantal uitgevoerde onderzoeken voor één persoon gaat dalen.De analysten kon geen van beide trends vaststellenGerichter zoekenDat wil niet zeggen dat het goed bijhouden van een elektronisch dossier en het delen van gegevens niet helpt om het overbodig herhalen van technische onderzoeken te voorkomen. Maar niet in die mate dat het in die massa van gegevens in het oog gaat springen.Dat de DGEC de impact van het gebruik van een elektronisch dossier meet, vloeit voort uit een engagement die het Riziv nam in de Bestuursovereenkomst met de overheid.De Dienst kijkt dan ook naar mogelijkheden om deze analyse gerichter te maken. Dat zou kunnen door meer zicht te krijgen op het gebruik dat huisartsen en specialisten effectief maken van het elektronisch dossier. En voor welke patiënten gebeurt dat vooral?Dat zou ook kunnen door eerst na te gaan voor welke patiënten en welk soort onderzoeken de kans op overbodige herhaling het grootst is - en daar dan gerichtere analyses op te gaan verrichten.In ieder geval viel het de analysten van de DGEC op dat de helft van de patiënten uit de Permanente Steekproef ieder jaar bloedtests of medische beeldvorming onderging. Dat vindt de dienst nogal aan de hoge kant, en de DGEC zou de DGEC niet zijn als het zich niet zou afvragen of het dan de doelmatigheid zelf van het aanvragen van deze onderzoeken niet eens onder de loep moet nemen.