Allereerst geeft de wet een definitie van epidemische noodsituatie. Dat is elke gebeurtenis die een ernstige bedreiging veroorzaakt of kan veroorzaken ten gevolge van de aanwezigheid van een infectieus agens bij de mens en die een groot aantal personen in België treft of kan treffen en er hun gezondheid ernstig aantast of kan aantasten. Bovendien is vereist dat die situatie leidt of kan leiden tot een ernstige overbelasting van bepaalde gezondheidszorgbeoefenaars en -voorzieningen of de noodzaak tot het versterken, ontlasten of ondersteunen van bepaalde gezondheidszorgbeoefenaars en -voorzieningen.

Koning kondigt af

De Koning krijgt de bevoegdheid om de epidemische noodsituatie af te kondigen voor een bepaalde duur die strikt noodzakelijk is en in geen geval langer mag zijn dan drie maanden. De afkondiging gebeurt na advies van de federale minister voor Volksgezondheid en na een risicoanalyse. Na het verstrijken van de drie maanden kan de Koning de instandhouding van de epidemische noodsituatie afkondigen, telkens voor een periode van maximaal drie maanden.

Wanneer de Koning de epidemische noodsituatie heeft afgekondigd, neemt hij de nodige maatregelen van bestuurlijke politie om de gevolgen van de noodsituatie voor de volksgezondheid te voorkomen of te beperken. De wet bevat een lijst van die maatregelen. Een ervan is het opstellen van een lijst van private en publieke bedrijven en 'diensten' die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de vitale belangen van de natie of de essentiële behoeften van de bevolking.

Delicate aangelegenheid

Volgens de toelichting bij het wetsontwerp dat de pandemiewet is geworden, zouden bijvoorbeeld 'medische verzorgingsinstellingen' ook dergelijke diensten zijn. Dat wijst erop dat maatregelen van bestuurlijke politie een ruim begrip is. Om deze reden en rekening houdend met de bedoeling van de wet, namelijk het vermijden van ernstige overbelasting van gezondheidszorgbeoefenaars of het bieden van ondersteuning aan hen, wekt het dan ook wel enige verbazing dat de Koning geen maatregelen kan treffen om niet bevoegden tijdelijk de bevoegdheid te geven om medische of verpleegkundige handelingen te stellen. Dat blijft een delicate aangelegenheid maar we weten inmiddels dat de wet van 19 januari 1961 die aan de Koning die bevoegdheid geeft, ontoereikend is. Tijdens de covid-19- epidemie werden dergelijke maatregelen wel genomen op grond van specifieke en tijdelijke wetgeving. Het lijkt een gemiste kans dat de pandemiewet niet de basis heeft gelegd voor een meer crisisbestendige regeling.

Evaluatie

Binnen een termijn van drie maanden na het einde van de covid-19-epidemie bezorgt de regering een evaluatierapport aan de Kamer met betrekking tot de nagestreefde doelstellingen in het kader van het respect voor de grondrechten en waarin wordt nagegaan of de pandemiewet dient te worden opgeheven, aangevuld, gewijzigd of vervangen.

De pandemiewet treedt in werking op een datum die door de Koning wordt bepaald en uiterlijk op 4 oktober 2021.

Allereerst geeft de wet een definitie van epidemische noodsituatie. Dat is elke gebeurtenis die een ernstige bedreiging veroorzaakt of kan veroorzaken ten gevolge van de aanwezigheid van een infectieus agens bij de mens en die een groot aantal personen in België treft of kan treffen en er hun gezondheid ernstig aantast of kan aantasten. Bovendien is vereist dat die situatie leidt of kan leiden tot een ernstige overbelasting van bepaalde gezondheidszorgbeoefenaars en -voorzieningen of de noodzaak tot het versterken, ontlasten of ondersteunen van bepaalde gezondheidszorgbeoefenaars en -voorzieningen. De Koning krijgt de bevoegdheid om de epidemische noodsituatie af te kondigen voor een bepaalde duur die strikt noodzakelijk is en in geen geval langer mag zijn dan drie maanden. De afkondiging gebeurt na advies van de federale minister voor Volksgezondheid en na een risicoanalyse. Na het verstrijken van de drie maanden kan de Koning de instandhouding van de epidemische noodsituatie afkondigen, telkens voor een periode van maximaal drie maanden. Wanneer de Koning de epidemische noodsituatie heeft afgekondigd, neemt hij de nodige maatregelen van bestuurlijke politie om de gevolgen van de noodsituatie voor de volksgezondheid te voorkomen of te beperken. De wet bevat een lijst van die maatregelen. Een ervan is het opstellen van een lijst van private en publieke bedrijven en 'diensten' die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de vitale belangen van de natie of de essentiële behoeften van de bevolking. Volgens de toelichting bij het wetsontwerp dat de pandemiewet is geworden, zouden bijvoorbeeld 'medische verzorgingsinstellingen' ook dergelijke diensten zijn. Dat wijst erop dat maatregelen van bestuurlijke politie een ruim begrip is. Om deze reden en rekening houdend met de bedoeling van de wet, namelijk het vermijden van ernstige overbelasting van gezondheidszorgbeoefenaars of het bieden van ondersteuning aan hen, wekt het dan ook wel enige verbazing dat de Koning geen maatregelen kan treffen om niet bevoegden tijdelijk de bevoegdheid te geven om medische of verpleegkundige handelingen te stellen. Dat blijft een delicate aangelegenheid maar we weten inmiddels dat de wet van 19 januari 1961 die aan de Koning die bevoegdheid geeft, ontoereikend is. Tijdens de covid-19- epidemie werden dergelijke maatregelen wel genomen op grond van specifieke en tijdelijke wetgeving. Het lijkt een gemiste kans dat de pandemiewet niet de basis heeft gelegd voor een meer crisisbestendige regeling. Binnen een termijn van drie maanden na het einde van de covid-19-epidemie bezorgt de regering een evaluatierapport aan de Kamer met betrekking tot de nagestreefde doelstellingen in het kader van het respect voor de grondrechten en waarin wordt nagegaan of de pandemiewet dient te worden opgeheven, aangevuld, gewijzigd of vervangen. De pandemiewet treedt in werking op een datum die door de Koning wordt bepaald en uiterlijk op 4 oktober 2021.