Het Riziv publiceert het rapport met de resultaten van het derde jaar van de gecentraliseerde centra voor complexe slokdarm- en pancreaschirurgie (2021-2022). Het brengt ook een synthese voor de eerste drie jaar, aangevuld met de eerste resultaten voor het werkingsjaar 2022-2023.

De reden voor de centralisatie was de bevinding dat in centra met een hoog volume van deze ingrepen de mortaliteit geringer was dan in chirurgische afdelingen die een geringer aantal van deze complexe procedures verrichten.

Gekeken bij de evaluatie van de centralisatie wordt dus vooral naar de evolutie van de mortaliteit na 30 en na 90 dagen. Voor de jaren na de centralisatie worden deze cijfers vergeleken met de laatste vier jaren voordat deze ingrepen werden gecentraliseerd in expertisecentra. Deze referentieperiode loopt van 2015 tot en met 2018.

Zowel bij slokdarmkanker als bij pancreaskanker ziet men een duidelijk dalende trend. Die bereikt bij slokdarmkanker telkens niet de drempel voor statistische significantie. Bij pancreaskanker is de daling van de mortaliteit na 30 dagen in de periode met centralisatie van de ingrepen significant, maar voor de postoperatieve mortaliteit na 90 dagen is de trend opnieuw duidelijk dalend, maar zonder de drempel van significantie te bereiken.

De cijfers voor slokdarmkanker:

  • De mortaliteit na 30 dagen (zonder correctie voor de 'case mix') in de referentieperiode bedroeg 4,2% en gemiddeld over de eerste drie jaar met centralisatie van de ingrepen 2,8%. Wanneer men correcties uitvoert voor de 'case mix' bedraagt de odd ratio tussen de resultaten voor de twee periodes 0,69 (95%-BI 0,44-1,08 - p=0,105).
  • De mortaliteit na 90 dagen (zonder correctie) in de referentieperiode bedroeg 9,5% en gemiddeld over de eerste drie jaar met centralisatie van de ingrepen 7,2%. Wanneer men correcties uitvoert voor de 'case mix' bedraagt de odd ratio tussen de resultaten voor de twee periodes 0,8 (95%-BI 0,59-1,07 - p=0,132).

De daling is telkens statistisch insignificant.

De cijfers voor pancreaskanker:

  • De mortaliteit na 30 dagen (zonder correctie) in de referentieperiode bedroeg 4,3% en gemiddeld over de eerste drie jaar met centralisatie van de ingrepen 2,6%%. Wanneer men correcties uitvoert voor de 'case mix' bedraagt de odd ratio tussen de resultaten voor de twee periodes 0,626. Deze daling is statistisch significant: 95%-BI 0,43-0,91 - p=0,016.
  • De mortaliteit na 90 dagen (zonder correctie) in de referentieperiode bedroeg 7,3% en gemiddeld over de eerste drie jaar met centralisatie van de ingrepen 5,6%. Wanneer men correcties uitvoert voor de 'case mix' bedraagt de odd ratio tussen de resultaten voor de twee periodes 0,788. De daling is statistisch insignificant: 95%-BI 0,60-1,03 - p=0,083.

Bij slokdarmkanker werden in de referentieperiode de resultaten van 1.584 ingrepen meegenomen, en voor de drie jaar na centralisatie betrof het in totaal 1.184 ingrepen. Bij pancreaskanker ging het respectievelijk om 2.261 en 1.987 gevallen.

Vierde jaar

Voor het vierde jaar is intussen voor de twee aandoeningen ook de postoperatieve sterfte na 90 dagen bekend. Bij slokdarmkanker gaat het dan tezamen over 1.555 ingrepen en bij pancreaskanker 2.684.

Voor slokdarmkanker bedroeg de mortaliteit na 90 dagen over vier jaar genomen 6,2% (referentieperiode: 9,5%). De evolutie over de vier jaren was 6,3% in het eerste jaar, 11,1% in het tweede jaar, 4,2% in het derde jaar en 3,2% in het vierde jaar.

Voor pancreaskanker bedroeg de postoperatieve mortaliteit na 90 dagen over vier jaar 5,1% (referentieperiode: 7,3%). De evolutie over de vier jaren was 5,3% in het eerste jaar, 5,8% in het tweede jaar, 5,7% in het derde jaar en 3,7% in het vierde jaar.

Deze cijfers bevestigen de dalende trend. Over statistische significantie wordt nog niets gezegd.

Nog enkele punten uit de rapporten

- Voor pancreaskanker nam de tijd tussen de histologische bevestiging van een adenocarcinoom en de start van de eerste behandeling na de centralisatie met 2 dagen toe (van 17 dagen tot 19 dagen). Maar er was daarbij geen verschil merkbaar tussen patiënten die meteen in het expertisecentrum terechtkwamen, en zij die vanuit andere ziekenhuizen ernaartoe werden verwezen.

- De 15 expertisecentra voor pancreaskanker kwamen alle aan het vereiste aantal ingrepen en gespecialiseerde MOC's. Er is een belangrijke variatie tussen de centra wat betreft de chirurgische technieken die ze toepassen. Het aandeel van de Whipple-procedures varieert van 52% tot 83%. Twee centra scoren beduidend slechter op de mortaliteit na 30 dagen, en nog een ander heeft een ondermaats cijfer voor de mortaliteit na 90 dagen. In 4 van de 15 centra duurt het dikwijls vijf dagen of meer langer voor de behandeling gestart wordt dan in andere centra.

- Voor slokdarmkanker kwamen 10 van de expertisecentra die de overeenkomst met het Riziv afsloten niet aan het vereiste volume van ingrepen (75 na drie jaar). Een centrum kwam ook niet aan het minimum aantal gespecialiseerde MOC's. Een centrum presteerde duidelijk slechter op het vlak van de mortaliteit, ook na correctie voor de case mix. In vier van de tien centra duurde het dikwijls vijf dagen of meer langer voordat de patiënt behandeld werd dan in de andere centra.

Overzichtspagina op de website van het Riziv.

PDF met het jaarverslag voor het derde jaar voor slokdarmkanker en voor pancreaskanker (omvat resultaten voor de drie jaren).

Het Riziv publiceert het rapport met de resultaten van het derde jaar van de gecentraliseerde centra voor complexe slokdarm- en pancreaschirurgie (2021-2022). Het brengt ook een synthese voor de eerste drie jaar, aangevuld met de eerste resultaten voor het werkingsjaar 2022-2023.De reden voor de centralisatie was de bevinding dat in centra met een hoog volume van deze ingrepen de mortaliteit geringer was dan in chirurgische afdelingen die een geringer aantal van deze complexe procedures verrichten.Gekeken bij de evaluatie van de centralisatie wordt dus vooral naar de evolutie van de mortaliteit na 30 en na 90 dagen. Voor de jaren na de centralisatie worden deze cijfers vergeleken met de laatste vier jaren voordat deze ingrepen werden gecentraliseerd in expertisecentra. Deze referentieperiode loopt van 2015 tot en met 2018.Zowel bij slokdarmkanker als bij pancreaskanker ziet men een duidelijk dalende trend. Die bereikt bij slokdarmkanker telkens niet de drempel voor statistische significantie. Bij pancreaskanker is de daling van de mortaliteit na 30 dagen in de periode met centralisatie van de ingrepen significant, maar voor de postoperatieve mortaliteit na 90 dagen is de trend opnieuw duidelijk dalend, maar zonder de drempel van significantie te bereiken.De cijfers voor slokdarmkanker: De daling is telkens statistisch insignificant. De cijfers voor pancreaskanker: Bij slokdarmkanker werden in de referentieperiode de resultaten van 1.584 ingrepen meegenomen, en voor de drie jaar na centralisatie betrof het in totaal 1.184 ingrepen. Bij pancreaskanker ging het respectievelijk om 2.261 en 1.987 gevallen.Vierde jaarVoor het vierde jaar is intussen voor de twee aandoeningen ook de postoperatieve sterfte na 90 dagen bekend. Bij slokdarmkanker gaat het dan tezamen over 1.555 ingrepen en bij pancreaskanker 2.684.Voor slokdarmkanker bedroeg de mortaliteit na 90 dagen over vier jaar genomen 6,2% (referentieperiode: 9,5%). De evolutie over de vier jaren was 6,3% in het eerste jaar, 11,1% in het tweede jaar, 4,2% in het derde jaar en 3,2% in het vierde jaar.Voor pancreaskanker bedroeg de postoperatieve mortaliteit na 90 dagen over vier jaar 5,1% (referentieperiode: 7,3%). De evolutie over de vier jaren was 5,3% in het eerste jaar, 5,8% in het tweede jaar, 5,7% in het derde jaar en 3,7% in het vierde jaar.Deze cijfers bevestigen de dalende trend. Over statistische significantie wordt nog niets gezegd. Nog enkele punten uit de rapporten- Voor pancreaskanker nam de tijd tussen de histologische bevestiging van een adenocarcinoom en de start van de eerste behandeling na de centralisatie met 2 dagen toe (van 17 dagen tot 19 dagen). Maar er was daarbij geen verschil merkbaar tussen patiënten die meteen in het expertisecentrum terechtkwamen, en zij die vanuit andere ziekenhuizen ernaartoe werden verwezen. - De 15 expertisecentra voor pancreaskanker kwamen alle aan het vereiste aantal ingrepen en gespecialiseerde MOC's. Er is een belangrijke variatie tussen de centra wat betreft de chirurgische technieken die ze toepassen. Het aandeel van de Whipple-procedures varieert van 52% tot 83%. Twee centra scoren beduidend slechter op de mortaliteit na 30 dagen, en nog een ander heeft een ondermaats cijfer voor de mortaliteit na 90 dagen. In 4 van de 15 centra duurt het dikwijls vijf dagen of meer langer voor de behandeling gestart wordt dan in andere centra. - Voor slokdarmkanker kwamen 10 van de expertisecentra die de overeenkomst met het Riziv afsloten niet aan het vereiste volume van ingrepen (75 na drie jaar). Een centrum kwam ook niet aan het minimum aantal gespecialiseerde MOC's. Een centrum presteerde duidelijk slechter op het vlak van de mortaliteit, ook na correctie voor de case mix. In vier van de tien centra duurde het dikwijls vijf dagen of meer langer voordat de patiënt behandeld werd dan in de andere centra. Overzichtspagina op de website van het Riziv.PDF met het jaarverslag voor het derde jaar voor slokdarmkanker en voor pancreaskanker (omvat resultaten voor de drie jaren).