Het dossier van de erkenning van de S2-centra zat al sinds 2019 vast, nadat (Vlaamse) ziekenhuizen beroep hadden aangetekend tegen de verdeling door de IMC Volksgezondheid van het maximum van 15 te erkennen centra over de verschillende regio's. Het IMC wees Vlaanderen een maximum van zeven centra toe.

Het nieuwe KB stapt af van een maximumaantal per gewest. In plaats daarvan komt de onderliggende redenering om de centra te beperken en te spreiden in de tekst van het KB.

Het aantal S2-centra beperken moet ervoor zorgen dat de 'zeldzame' expertise bijeenblijft. De centra spreiden moet de bereikbaarheid ervan verzekeren.

Om die doelstellingen te bereiken wordt een minimaal activiteitsniveau vastgesteld, en een afstandscriterium tussen twee erkende S2-centra.

Een ziekenhuis of een ziekenhuisassociatie mag overigens het gespecialiseerde zorgprogramma voor (invasieve) beroertezorg niet over verschillende vestigingsplaatsen spreiden, zo bepaalt het KB nog. De eerste twee jaren kan daar wel een uitzondering worden gemaakt als dit is om een goede geografische spreiding te verkrijgen.

De tekst van het KB moet nu eerst nog wel voor advies naar de Raad van State - het KB staat morgen nog niet in het Staatsblad.

Update.In een persmededeling licht minister Vandenbroucke de criteria waaraan de S2-centra moeten voldoen, verder toe. De centra moeten, over drie jaar genomen, jaarlijks gemiddeld minstens 50 trombectomieën bij acute beroerte uitvoeren.

Een startend centrum kan om dat minimum te halen de eerste drie jaar samenwerken met een ander centrum, maar moet de werking wel centraliseren.

Tussen twee S2-centra in hetzelfde Gewest moet de afstand in vogelvlucht minstens 25 km bedragen - behalve in Brussel waar op grond van de bevolkingsdichtheid de minimale afstand in vogelvlucht maar 8 km moet bedragen.

Zorgopdrachten voor ziekenhuisnetwerken

De ministerraad keurde op 20 juli op voorstel van minister Frank Vandenbroucke (Vooruit) nog een ander KB goed dat een lijst bevat van de locoregionale en de supraregionale zorgopdrachten voor ziekenhuisnetwerken. Het KB tot "kwalificatie" van de zorgopdrachten legt ook een organieke federale erkenningsnorm vast: voor locoregionale zorgopdrachten moet het ziekenhuisnetwerk een aanbod organiseren zodat het voor 90% van de burgers binnen zijn werkingsgebied een aanrijtijd van maximum 30 minuten verzekert.

Het dossier van de erkenning van de S2-centra zat al sinds 2019 vast, nadat (Vlaamse) ziekenhuizen beroep hadden aangetekend tegen de verdeling door de IMC Volksgezondheid van het maximum van 15 te erkennen centra over de verschillende regio's. Het IMC wees Vlaanderen een maximum van zeven centra toe.Het nieuwe KB stapt af van een maximumaantal per gewest. In plaats daarvan komt de onderliggende redenering om de centra te beperken en te spreiden in de tekst van het KB.Het aantal S2-centra beperken moet ervoor zorgen dat de 'zeldzame' expertise bijeenblijft. De centra spreiden moet de bereikbaarheid ervan verzekeren.Om die doelstellingen te bereiken wordt een minimaal activiteitsniveau vastgesteld, en een afstandscriterium tussen twee erkende S2-centra.Een ziekenhuis of een ziekenhuisassociatie mag overigens het gespecialiseerde zorgprogramma voor (invasieve) beroertezorg niet over verschillende vestigingsplaatsen spreiden, zo bepaalt het KB nog. De eerste twee jaren kan daar wel een uitzondering worden gemaakt als dit is om een goede geografische spreiding te verkrijgen.De tekst van het KB moet nu eerst nog wel voor advies naar de Raad van State - het KB staat morgen nog niet in het Staatsblad.Update.In een persmededeling licht minister Vandenbroucke de criteria waaraan de S2-centra moeten voldoen, verder toe. De centra moeten, over drie jaar genomen, jaarlijks gemiddeld minstens 50 trombectomieën bij acute beroerte uitvoeren. Een startend centrum kan om dat minimum te halen de eerste drie jaar samenwerken met een ander centrum, maar moet de werking wel centraliseren. Tussen twee S2-centra in hetzelfde Gewest moet de afstand in vogelvlucht minstens 25 km bedragen - behalve in Brussel waar op grond van de bevolkingsdichtheid de minimale afstand in vogelvlucht maar 8 km moet bedragen.